Sinds de beëdiging van het kabinet-Simons op 16 juli is de Surinaamse economie in een nieuwe fase beland.
Waar velen hoopten dat een frisse start de financiële markten zou kalmeren, blijkt het tegendeel waar: de koersen voor de Amerikaanse dollar zijn vanaf eind juli gestaag opgelopen.
Dit is geen toevallige beweging of seizoensgebonden effect, maar een symptoom van structurele onzekerheid over het gevoerde beleid.
De maandgemiddelden van de Centrale Bank van Suriname laten een duidelijke trend zien: in juli lag de gemiddelde wisselkoers nog rond SRD 37 per dollar, terwijl augustus al boven SRD 37,9 uitkwam.
Het verschil lijkt klein, maar voor een munt die al jaren onder druk staat, betekent dit een verdere verzwakking van koopkracht en vertrouwen. Cruciaal is dat deze verschuiving samenvalt met de eerste beleidsdaden – en stiltes – van de nieuwe regering.
Ten eerste ontbreekt een helder anker in de relatie met het Internationaal Monetair Fonds. Het eerdere IMF-programma is formeel afgerond, maar de regering heeft nog geen overtuigend alternatief gepresenteerd. Uitspraken over mogelijke heronderhandelingen zijn vaag gebleven.
Voor investeerders en importeurs is dat een alarmsignaal: zonder een externe toezichthouder of harde afspraken over begrotingsdiscipline, vrezen zij terugkeer naar oude gewoonten van overspending en geldcreatie.
Daarnaast speelt de discussie over subsidies en sociale transfers een rol. Het kabinet lijkt te aarzelen tussen het vasthouden aan populaire, maar kostbare regelingen en het doorvoeren van noodzakelijke hervormingen.
Die dubbelzinnigheid voedt verwachtingen van oplopende tekorten, wat de druk op de SRD vergroot.
Ook de omgang met toekomstige olie-inkomsten werkt eerder speculatie dan vertrouwen in de hand: zonder robuust wettelijk kader dreigt die rijkdom al vroeg te worden “voorgeschoten” door leningen en bestedingen.
De verklaring van minister Wijnerman dat de stijgende koersen vooral aan de vakantieperiode te wijten zouden zijn, miskent deze fundamenten.
Seizoensvraag kan hooguit tijdelijke schommelingen veroorzaken, maar de onderliggende trend is politiek-economisch van aard.
Elke keer dat beleid wordt uitgesteld, half aangekondigd of zonder financiële onderbouwing gepresenteerd, prijst de markt extra risico in – en dat vertaalt zich direct in een duurdere dollar.
Het verband is dus duidelijk: economisch beleid na 16 juli wordt gekenmerkt door onzekerheid, aarzeling en gebrek aan geloofwaardige ankers. De stijgende koersen zijn geen incident, maar een spiegel van de fragiele beleidsomgeving.
Als de regering werkelijk stabiliteit wil brengen, moet zij stoppen met geruststellende verklaringen en beginnen met harde, consistente keuzes. Alleen dan krijgt de SRD weer lucht.
Johan Blomhoff (Albina)
Dit artikel betreft een ingezonden opiniestuk. Voor de publicatie van ingezonden artikelen hanteren wij specifieke voorwaarden. Voor meer informatie of om zelf een ingezonden bericht te sturen, kunt u contact opnemen via [email protected] of direct via WhatsApp.
Let op: Publicatie van opiniestukken houdt niet in dat GFC Nieuws het eens is met de inhoud