Suriname is een land dat gezegend is met natuurlijke rijkdommen waar veel grotere naties slechts van kunnen dromen.
Goud, olie, bauxiet, hout, vruchtbare grond, zoetwater en een unieke ligging tussen Zuid-Amerika en het Caribisch gebied.
En toch… toch is Suriname in politiek en sociaal-economisch opzicht een zorgenkind. De vraag is dan ook gerechtvaardigd: hoe kan een land zó rijk tegelijkertijd zó arm zijn?
Het pijnlijke antwoord is eenvoudig én complex tegelijk: structureel wanbeleid, een doorleefde cultuur van vriendjespolitiek en een hardnekkige afhankelijkheid van grondstoffen die nauwelijks iets opbrengen voor de gewone burger.
Suriname is niet arm vanwege een gebrek aan hulpbronnen. Het is arm omdat het zijn hulpbronnen niet weet te beheren ten gunste van het volk.
Van koloniaal systeem naar kleinschalige corruptie
De erfenis van het koloniale systeem ligt als een betonnen deken over het land. De economische structuur, gericht op het exporteren van onbewerkte grondstoffen, is nauwelijks veranderd sinds de onafhankelijkheid in 1975.
Er is geen visie geweest om echte economische diversificatie op gang te brengen. Geen industriële opbouw, geen grootschalige stimulans van landbouw of kennisontwikkeling. In plaats daarvan bleef Suriname hangen in een economie van snelle winsten voor de enkeling, en overleven voor de massa.
En laten we het beestje bij de naam noemen: corruptie. Of je het nu etiketteert als ‘clientelisme’, ‘vriendjespolitiek’ of ‘verkeerd beleid’, de uitkomst is steeds hetzelfde.
Overheidsbanen zijn politieke beloningen geworden. Projecten worden gegund op basis van loyaliteit, niet op competentie. En toezicht? Dat is zelden meer dan een formaliteit.
Er wordt geknabbeld aan budgetten, gesjoemeld met aanbestedingen en geschermd met cijfers die niemand kan controleren. Het vertrouwen van de burger is volledig uitgehold, en terecht.
De waan van de dag regeert
In plaats van beleid op lange termijn te voeren, verzandt de politiek in ad-hoc beslissingen, slogans en goedkope populariteit.
Regeringen komen en gaan, maar de rode draad blijft: korte termijn, weinig transparantie, veel beloftes. Nieuwe schulden worden gemaakt om oude schulden af te lossen. Suriname balanceert continu op het randje van financieel falen en de doorsnee burger is daar de dupe van.
En elke keer weer wanneer een internationale organisatie, het IMF, de IDB, de Wereldbank, een helpende hand biedt, wordt het geld met tromgeroffel binnengehaald maar zelden verantwoord besteed.
Tegen de tijd dat hervormingen echt zouden moeten beginnen, is de politieke moed alweer verdampt. Want pijnlijke beslissingen zijn slecht voor de achterban.
De burger betaalt de rekening
Het resultaat? Structurele armoede. Een zwakke munt. Exploderende voedselprijzen. Massale werkloosheid onder jongeren.
Een onderwijssysteem dat verouderd en ondergefinancierd is. En een gezondheidszorg die piept en kraakt. Het maakt niet uit hoeveel goud of olie er onder de grond zit als het boven de grond slecht geregeld is.
Intussen blijft een groot deel van het talentvolle deel van de bevolking wegtrekken. De zogenaamde ‘brain drain’ heeft Suriname niet alleen beroofd van kennis en innovatiekracht, maar ook van hoop. De diaspora is vaak succesvoller buiten Suriname dan in eigen land – en dat zegt alles.
Is er dan geen hoop? Jawel. Maar…
Voor Suriname breekt een beslissend moment aan. De recente offshore olieontdekkingen zouden een gamechanger kunnen zijn.
Maar alleen als er deze keer wél transparant, inclusief en toekomstgericht bestuur komt. Zonder goed bestuur is olie geen zegen, maar een vloek. Vraag dat maar aan Venezuela of Nigeria.
Wat nodig is, is niets minder dan een cultuuromslag. Een herijking van wat politiek zou moeten zijn: dienstbaar leiderschap, geen persoonlijke promotie.
Onderwijs moet topprioriteit krijgen. Rechtsstaat en persvrijheid moeten versterkt worden. En economische diversificatie, in landbouw, toerisme, kennis, technologie, moet eindelijk écht op gang komen.
Daarnaast is het tijd dat de diaspora meer wordt betrokken dan slechts als geldzender of stemvee. De kennis, ervaring en netwerken van Surinamers in het buitenland zijn een krachtig wapen tegen stagnatie, mits serieus genomen.
Concluderend
Suriname is geen slachtoffer van pech, maar van keuzes. Slechte keuzes. Gebrek aan visie, moed en daadkracht. Maar het is nooit te laat om het roer om te gooien.
Dat vergt leiders met lef, burgers die zich uitspreken, en een generatie die weigert genoegen te nemen met ‘zo is het nu eenmaal’.
Want dit land, rijk aan bodemschatten en cultuur, verdient beter. Veel beter.
Eduard Hartgens