Is de onafhankelijkheid van Suriname mislukt?
Staatkundig zeker niet. De initiatiefnemers streefden primair naar „staatkundige onafhankelijkheid” en die is gerealiseerd.
Maar niemand kiest voor onafhankelijkheid om er slechter van te worden. De belofte was méér dan een datum en een volkslied: ze was vooruitgang in het dagelijks leven.
In de aanloop naar de viering van vijftig jaar onafhankelijkheid zie en hoor ik voorstanders zich in bochten wringen om „verworvenheden” op te sommen. In retrospectief klinkt het vaak als een inventaris van losse wapenfeiten.
Intussen moeten we nuchter vaststellen: veel burgers herkennen die vooruitgang niet in hun portemonnee, hun vertrouwen in instituties, of de kwaliteit van publieke diensten.
Wat ik mis in de jubelverhalen is kritische zelfreflectie sinds 1975.
Wat ging mis, wat kon beter, en wat hebben we daarvan geleerd?
Waren we eerlijk over de kwetsbaarheid van onze economie, de afhankelijkheid van grondstoffen, de kwaliteit van bestuur en de verleiding van patronage?
Hebben we onze rechtsstaat en instituties consequent boven partijbelang geplaatst?
Zolang die vragen uit de weg worden gegaan, blijft de discussie steken in symboliek.
Wie zich kritisch uitlaat over de opbrengsten van onafhankelijkheid krijgt te vaak het etiket „verrader” of „anti-nationalist”. Dat is onterecht én onhandig. Liefde voor land uit zich niet in het negeren van problemen, maar in de wil ze op te lossen. Een volwassen natie verdraagt tegenspraak, juist omdat die tegenspraak helpt fouten te corrigeren.
Wat heeft de onafhankelijkheid ons per saldo opgeleverd? Vrijheid om eigen keuzes te maken— maar ook de verantwoordelijkheid de gevolgen daarvan te dragen.
De afgelopen vijftig jaar laten momenten van veerkracht zien, maar ook periodes waarin korte-termijnpolitiek de lange termijn verdrong.
Wie terugkijkt, ziet dat voorspoed telkens samenhing met drie dingen: degelijke instituties, discipline in de overheidsfinanciën en een economische strategie die verder reikt dan de volgende grondstofcyclus.
De vraag is dus niet óf we onafhankelijk blijven, maar hóe we die onafhankelijkheid inhoud geven. Dat vergt een agenda voor de komende vijftig jaar die minder draait om herdenken en meer om doen.
Denk aan vijf prioriteiten: (1) herstel van vertrouwen in instituties via transparantie en handhaving;
(2) begrotingsdiscipline en eerlijke, voorspelbare belastingen;
(3) economische diversificatie met focus op onderwijs, agro- en diensten;
(4) professionele, politiek onafhankelijke publieke dienstverlening;
en (5) een nationale afspraak dat grondwettelijke spelregels nooit onderhandelbaar zijn.
Kritiek is geen taboe maar een plicht. Laten we daarom de jubileumretoriek verruilen voor een werkplan met meetbare doelen, jaarlijkse voortgangsrapportages en politieke kosten voor wie ze negeert.
Pas dan wordt onafhankelijkheid niet alleen een status die we bezitten, maar een belofte die we waarmaken.
Johan Blomhoff
Dit artikel betreft een ingezonden opiniestuk. Voor de publicatie van ingezonden artikelen hanteren wij specifieke voorwaarden. Voor meer informatie of om zelf een ingezonden bericht te sturen, kunt u contact opnemen via [email protected] of direct via WhatsApp.
Let op: Publicatie van opiniestukken houdt niet in dat GFC Nieuws het eens is met de inhoud





