Rechtsvraag: Behoort de procureur-generaal (PG) volgens het geldende Surinaamse constitutionele recht tot de “Rechterlijke Macht”, en wat is de betekenis van het grondwettelijke onderscheid tussen “Rechterlijke Macht” en “Rechterlijke Macht met rechtspraak belast”?
Wie deze vraag eerlijk beantwoordt, kan niet om de tekst heen. De Grondwet van 1987 is op dit punt glashelder: “De Rechterlijke Macht wordt gevormd door…” en in die opsomming staat expliciet de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie en de overige leden van het Openbaar Ministerie.
Daarmee is de kern van de stelling dat de PG “niet behoort tot de rechterlijke macht” juridisch onhoudbaar, hoe aantrekkelijk die one-liner politiek ook klinkt.
Wat de Grondwet daadwerkelijk zegt
Maar — en hier zit de nuance die in het publieke debat vaak verdwijnt — diezelfde Grondwet maakt óók een scherpe functiescheiding: de President, Vice-President en (plaatsvervangende) leden van het Hof vormen de “Rechterlijke Macht met rechtspraak belast”.
De PG hoort dus niet tot de rechtsprekende macht (de beslissende, oordelende functie), maar wel tot de rechterlijke macht in institutionele zin. Dat is geen “dwaling”, maar een constitutioneel ontworpen tweedeling: vervolging en berechting zijn gescheiden rollen binnen één rechterlijk domein.
Wie vervolgens beweert dat 1975 en 1987 “perceptief fout” zaten, moet ook dáár de bronnen eerlijk lezen. In de Grondwet van 1975 werden de leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast én de PG expliciet in één adem genoemd bij levensbenoeming.
Dat is dus niet iets wat “per ongeluk” in 1987 is binnengeslopen; het past in een langere constitutionele lijn. Dat sommigen dat als “dwaling” zien, is daarmee geen vaststelling van geldend recht, maar een normatief pleidooi voor wijziging.
Waar het debat eigenlijk over zou moeten gaan
In de staatsrechtelijke methodiek is dat verschil cruciaal. Zoals in de Nederlandse literatuur gebruikelijk is (vgl. Kortmann, Constitutioneel recht), begint constitutionele interpretatie bij tekst en systematiek; geschiedenis kan duiden, maar niet wegpoetsen wat er staat.
En in de lijn van Burkens/Kummeling/Vermeulen/Widdershoven, Beginselen van de democratische rechtsstaat hoort kritiek op instituties te gaan over waarborgen, bevoegdheden en checks and balances, niet over karakteretiketten.
De echte discussie is dus niet of de PG “erbij hoort” (dat staat er), maar hoe je onafhankelijkheid en rechtsstatelijkheid rond het OM versterkt. Dáár hoort het debat thuis. Voor mensen met een ‘Korte Lont’ is dat moeilijk te verkroppen. Ik sluit de discussie dan ook hierbij.
Johan Blomhoff
Dit artikel betreft een ingezonden opiniestuk. Voor de publicatie van ingezonden artikelen hanteren wij specifieke voorwaarden. Voor meer informatie of om zelf een ingezonden bericht te sturen, kunt u contact opnemen via [email protected] of direct via WhatsApp.
Let op: Publicatie van opiniestukken houdt niet in dat GFC Nieuws het eens is met de inhoud







