Naar aanleiding van het artikel op GFC Nieuws over een “Commissie Excuses voor Hindoestanen”, achten wij het noodzakelijk om ons standpunt te verduidelijken.
Deze “Nederlandse diasporacommissie”, die niet bekend is in Suriname, daardoor ook geen gefundeerde binding heeft hier te lande en daardoor de maatschappelijke draagvlak in Suriname ontbeert, heeft zonder een altijd noodzakelijk overleg een brief gestuurd aan president Jennifer Geerlings-Simons.
Daarin verzoekt zij om tijdens het staatsbezoek van de Nederlandse koning, hun koning dus, excuses te vragen voor het leed van Hindoestaanse contractarbeiders.
Dit initiatief is bevreemdend en ongepast, temeer daar erkende Surinaamse organisaties zoals de Stichting Gevallen Helden 1902 en de Stichting Hindostaanse Immigratie reeds jarenlang als de officiële gesprekspartners optreden aangaande dit thematiek richting beide regeringen.
Beide stichtingen erkennen de historische bijdrage van Hindoestaanse immigranten, en hanteren een helder standpunt: zij hebben geen behoefte aan materiële compensatie of opgelegde excuses.
Voordat men over excuses spreekt, dienen namelijk eerst fundamentele vragen te worden beantwoord. Wie droeg de grootste verantwoordelijkheid voor de misleiding en valse praktijken bij de werving van contract arbeiders?
De arkatia’s (Indiase ronselaars), de plantagehouders, de Brits-indische regering of de koloniale autoriteiten?
De arkatia’s hanteerden vaak bedrog, misleiding en soms zelf dwang, ondanks zij veelal op de hoogte waren van de erbarmelijke omstandigheden die nota bene hun eigen landgenoten op de plantages te wachten stond, gedreven door hebzucht en grof verdiende beloningen.
Tegelijkertijd overtraden plantagehouders en autoriteiten vaak de regels. De Indiase overheid en het locale, koloniaal bestuur hebben destijds nimmer ingegrepen toen deze situaties plaatsvonden.
De laatste leende zich wel ervoor om protesten soms op bloedige wijze in de kiem te smoren. Deze complexiteit maakt het daarom onmogelijk om slechts één partij als hoofdschuldige aan te wijzen.
De stichtingen stellen dat excuses slechts zinvol zijn als zij voortkomen uit een oprechte, vrijwillige behoefte of gewetensnood van de nazaten van onze koloniale machthebbers.
Nederland zou haar behoefte aan het aanbieden van excuses zelf moeten aangeven en op gepaste wijze uitvoering aan geven.
Tijdens gesprekken met de Nederlandse Tweede Kamer delegatie als ook de hoge Commissaris van de Nederlandse Regering die zich hier kwam oriënteren werd aangegeven dat, indien men een materieel gebaar mocht willen maken vanwege het aandeel dat zij hebben gehad in de toenmalige gebeurtenissen, men zelf moet bepalen wat dat inhoudt.
De waarde van zo’n gebaar ligt immers in de overtuiging die eraan ten grondslag ligt.
Voorts hebben beide stichtingen aangegeven dat indien dat oprechte voornemen mocht bestaan aan de Nederlandse zijde zij pleiten voor geen individuele uitkeringen aan personen, maar voor structurele projecten ten bate van alle Surinaamse nazaten — ongeacht afkomst.
Namens de Stg Gevallen Helden 1902
Yerry Khoesial
Secretaris
Dit artikel betreft een ingezonden opiniestuk. Voor de publicatie van ingezonden artikelen hanteren wij specifieke voorwaarden. Voor meer informatie of om zelf een ingezonden bericht te sturen, kunt u contact opnemen via [email protected] of direct via WhatsApp.
Let op: Publicatie van opiniestukken houdt niet in dat GFC Nieuws het eens is met de inhoud





