De toelating van Chandrikapersad Santokhi tot De Nationale Assemblée ging vergezeld van een felle discussie: had hij zich niet te laat laten beëdigen, en moest dat dan niet leiden tot verlies van zijn zetel?
Deze commotie was niet alleen overdreven, maar ook juridisch onnodig.
De kern van de discussie is artikel 52 lid 4 van de Grondwet, dat bepaalt dat beëdiging binnen dertig dagen na benoeming plaatsvindt.
Maar wie de grondwettekst zorgvuldig leest, ziet dat er geen enkele sanctie wordt verbonden aan overschrijding van die termijn.
Het artikel zwijgt over verlies van mandaat of ongeldigheid. En in het staats- en bestuursrecht geldt: waar geen sanctie is, kan er geen fatale termijn zijn.
Het is dus niet meer dan een ordetermijn – een richtsnoer om het proces ordelijk te laten verlopen. Wie daar een fatale termijn van maakt, leest méér in de Grondwet dan er staat en ontneemt bovendien de kiezer zijn recht op vertegenwoordiging.
Want stel dat overschrijding automatisch tot verlies van de zetel zou leiden, dan zou een groot aantal stemmen zomaar waardeloos zijn. Dat zou indruisen tegen het fundament van onze democratie: de volkssoevereiniteit.
Ook de praktijk geeft duidelijkheid. In eerdere gevallen van late beëdiging is nooit geoordeeld dat het lidmaatschap verviel.
Het parlement heeft steeds gekozen voor een redelijke interpretatie. Die lijn is consistent en verstandig, omdat zij voorkomt dat procedurele details de democratische kern aantasten.
Rechtsvergelijkend zien we hetzelfde: in landen als Nederland of Guyana zijn dit soort termijnen eveneens ordetermijnen. Het idee is simpel: de wet wil snelheid en zorgvuldigheid, maar niet het ontzeggen van een gekozen mandaat.
Mijn conclusie is dan ook helder: de ophef rond de beëdiging van Santokhi was een storm in een glas water. Zijn toelating was grondwettelijk juist.
De Grondwet is er om de democratie te beschermen, niet om de kiezersstem met procedurele kunstgrepen ongeldig te verklaren.
Kortom: de discussie was onnodig. Het parlement had zich beter kunnen richten op inhoudelijk debat, in plaats van op een vermeend formeel obstakel dat juridisch eenvoudig te weerleggen is.
Johan Blomhoff (Albina)
Dit artikel betreft een ingezonden opiniestuk. Voor de publicatie van ingezonden artikelen hanteren wij specifieke voorwaarden. Voor meer informatie of om zelf een ingezonden bericht te sturen, kunt u contact opnemen via [email protected] of direct via WhatsApp.
Let op: Publicatie van opiniestukken houdt niet in dat GFC Nieuws het eens is met de inhoud