Yerry Khoesial, lid van de Adviesraad DNL, zegt dat in het politieke debat vaak te zien is dat sommige politici scherpe kritiek uiten op benoemingen en salarissen binnen de overheid.
Op zich is dat goed, want controle en transparantie zijn belangrijk. Maar, zo merkt hij op, het valt op dat deze kritiek vaak pas komt wanneer men zelf niet meer aan de macht is, zoals recentelijk weer is bewezen.
Volgens Khoesial is het een bekend verschijnsel: zodra politici aan de andere kant van de tafel zitten, wijzen ze op fouten die ze zelf eerder ook maakten. Toen zij zelf verantwoordelijk waren, werden er ook mensen benoemd zonder de juiste opleiding of ervaring.
Er was toen weinig openheid over waarom die keuzes werden gemaakt of hoeveel die mensen gingen verdienen — soms zelfs veel meer dan normaal mag worden geacht binnen de overheid of parastatale bedrijven. Buitensporigheid was aan de orde van de dag.
De gevallen zijn talrijk en bijna een traditie binnen de oude politiek, die zich voornamelijk toelegt op groeps- of individuele belangen in plaats van het algemeen belang.
Deze manier van doen, benadrukt Khoesial, wekt de indruk dat principes als integriteit en doelmatigheid bij velen, vooral politici uit de oude orde, alleen gelden wanneer het ze politiek uitkomt. Dat ondermijnt het vertrouwen van burgers in eerlijke besluitvorming.
Wat ook zorgelijk is, zegt hij, is dat het debat soms een toon krijgt die verdeeldheid zaait, bijvoorbeeld door subtiele verwijzingen naar afkomst of achtergrond. Dat leidt af van waar het echt om zou moeten gaan: goed bestuur gebaseerd op feiten, niet op voorkeuren of politieke kleur.
Khoesial besluit: als we willen bouwen aan een sterke en eerlijke overheid, moeten politici altijd dezelfde normen hanteren — of ze nu regeren of in de oppositie zitten. Alleen dan kan er een bestuur ontstaan dat rechtvaardig is en het vertrouwen van de samenleving verdient.