Het gratieverzoek van de veroordeelden in het 8-decemberproces beroept zich deels op de stelling dat het proces “politiek gemotiveerd” was. Deze redenering verdient geen stand, noch juridisch, noch constitutioneel.
De veroordeling van voormalig president Desi Bouterse en medeverdachten berustte op een volledig strafproces met meerdere feitelijke en rechtsmiddeleninstanties, afgesloten door een onherroepelijk arrest van het Hof van Justitie van Suriname in 2023. Daarmee is voldaan aan het vereiste van een eerlijk proces in de zin van artikel 14 IVBPR.
De bewering van politieke partijdigheid mist feitelijke en juridische grond. Artikel 109 van de Grondwet van de Republiek Suriname bepaalt dat de president het recht van gratie heeft, “na advies te hebben ingewonnen van de rechter die het vonnis heeft gewezen.”
Deze bepaling verleent geen politiek instrument, maar een uitzonderingsbevoegdheid gericht op individuele rechtvaardigheid — bijvoorbeeld bij nieuwe omstandigheden, humanitaire gronden of resocialisatie.
Gratie mag niet worden gebruikt als politiek correctiemiddel tegen een rechtmatig oordeel van de rechterlijke macht.
Het 8-decemberproces betrof buitengewone misdrijven — politieke moorden gepleegd in 1982 — die de rechtsstaat diep hebben geschonden.
Een president die gratie zou verlenen in zulke omstandigheden zou niet handelen binnen de geest van de Grondwet, maar tegen het fundamentele beginsel van gelijkheid voor de wet (art. 8 Grondwet).
Zoals de media destijds berichtte, was zelfs de gratieverlening aan Romano Meriba (2011) controversieel omdat het verplichte rechterlijk advies werd genegeerd.
Herhaling van dat precedent zou opnieuw het vertrouwen in justitie ernstig schaden. Voorts wijst internationale jurisprudentie — onder meer het Inter-Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens — erop dat staten geen gratie mogen verlenen bij ernstige mensenrechtenschendingen, omdat dit zou neerkomen op straffeloosheid.
Een beroep op politieke motieven miskent dat het Hof van Justitie onafhankelijk oordeelde, en dat het openbaar ministerie autonoom handelde. De kwalificatie “politiek proces” is derhalve onhoudbaar en vormt geen rechtsgrond voor genade.
Conclusie
Het Hof dient te adviseren tot afwijzing van het gratieverzoek. De president kan slechts genade verlenen bij uitzonderlijke individuele omstandigheden; politieke overwegingen of partijdige gevoelens behoren daar niet toe. Rechtsstatelijkheid en gerechtigheid vereisen dat de opgelegde straffen worden uitgevoerd.
Johan Blomhoff
Dit artikel betreft een ingezonden opiniestuk. Voor de publicatie van ingezonden artikelen hanteren wij specifieke voorwaarden. Voor meer informatie of om zelf een ingezonden bericht te sturen, kunt u contact opnemen via [email protected] of direct via WhatsApp.
Let op: Publicatie van opiniestukken houdt niet in dat GFC Nieuws het eens is met de inhoud