Sinds de machtswisseling in Suriname staat de valutakoers opnieuw in het middelpunt van de publieke en economische belangstelling.
De stijgende waarde van de euro en de schijnbare stabiliteit van de Amerikaanse dollar zorgen voor verdeelde meningen onder economen, ondernemers en burgers.
Achter de cijfers schuilt echter een dieper probleem: het gebrek aan structureel vertrouwen in het economisch beleid.
De Surinaamse economie lijkt gevangen in een vicieuze cirkel van wisselkoerspaniek, importafhankelijkheid en beleidsmatige onzekerheid. Terwijl de Centrale Bank probeert de koers te beteugelen, stapelen de problemen zich op bij ondernemers.
Importeurs betalen hogere vervangingskosten, kleine bedrijven worstelen met hun prijsbeleid en de consument ziet de prijzen in de winkels stilletjes omhoog kruipen.
Wat velen niet willen toegeven, is dat de koersstijging niet zomaar een technisch verschijnsel is. Ze is het gevolg van gebrek aan consistent beleid, beperkte productiecapaciteit en politieke belangenverstrengeling.
Elke regering belooft stabiliteit, maar geen enkele durft de pijnlijke maatregelen te nemen die nodig zijn om structurele verandering te brengen — zoals investeren in lokale productie, stimuleren van export en verminderen van afhankelijkheid van buitenlandse valuta.
Ondertussen groeit binnen de particuliere sector, vooral bij bedrijven met politieke banden, de vrees dat de koers verder zal stijgen.
Maar ook daar geldt: zolang politiek invloed blijft uitoefenen op economische beslissingen, zal de koers altijd meer een politiek instrument zijn dan een economische graadmeter.
De regering staat nu voor een lastige keuze. Een vaste koers kan tijdelijk rust brengen, maar zonder voldoende deviezenreserves is dat niets meer dan schijnzekerheid. Aan de andere kant kan een vrije koers leiden tot inflatie en sociale onrust.
Het evenwicht vinden tussen stabilisatie en marktcorrectie vereist transparantie, discipline en moed — drie elementen die in de economische besluitvorming te vaak ontbreken.
De vraag is niet of de koers weer zal stijgen. De echte vraag is: heeft Suriname eindelijk de politieke wil om een eerlijk, duurzaam economisch beleid te voeren — los van partijbelangen en korte termijn winst?
D. Karamat-Ali
Dit artikel betreft een ingezonden opiniestuk. Voor de publicatie van ingezonden artikelen hanteren wij specifieke voorwaarden. Voor meer informatie of om zelf een ingezonden bericht te sturen, kunt u contact opnemen via [email protected] of direct via WhatsApp.
Let op: Publicatie van opiniestukken houdt niet in dat GFC Nieuws het eens is met de inhoud