De Commissie Excuses voor Hindoestanen heeft zich in een officiële brief tot president Jennifer Geerlings-Simons gewend met het verzoek om, namens de Republiek Suriname, publiekelijk excuses te vragen aan Nederland voor het leed dat de Hindoestaanse contractarbeiders is aangedaan tijdens en na de periode van slavernij.
Volgens de commissie is het leed van de voormalige contractarbeiders geen afgesloten hoofdstuk, maar een voortlevend historisch trauma dat nog altijd voelbaar is “in de harten van Suriname en haar erfgenamen”.
De brief, ondertekend door dr. drs. Radjinder Bhagwanbali, benadrukt dat het indentured labour-systeem dat volgde op de afschaffing van de slavernij in 1863, in feite een voortzetting van uitbuiting was — een systeem dat onder het mom van beschaving en vooruitgang duizenden mensen beroofde van vrijheid, waardigheid en toekomst.
“De roep om verontschuldigingen is niet slechts een plechtigheid; het is een dringende behoefte aan genezing, erkenning en rechtvaardigheid,” stelt de commissie.
De commissie vraagt de regering niet om financiële compensatie als doel, maar om een daad van morele erkenning die Suriname kan helpen helen en verbinden.
De brief is ook gericht aan de voorzitter van De Nationale Assemblee en alle politieke leiders van het land, met een oproep tot nationale eensgezindheid in deze historische stap.
“Het is niet slechts gepast, maar noodzakelijk om bij de Nederlandse Koning publiekelijk om excuses te vragen,” schrijft Bhagwanbali. “Deze daad kan diepe wonden helen en een nieuwe vonk van vertrouwen in onze natie ontsteken.”
De Commissie Excuses voor Hindoestanen benadrukt dat ware vooruitgang alleen mogelijk is wanneer een natie de moed toont om haar verleden onder ogen te zien.




