Als we praten over lekker eten, is er één ding dat mensen die ons land verlaten al snel missen.
Het is een publiek geheim dat roti bij ons vaak iets anders smaakt dan wanneer het elders wordt klaargemaakt.
Maar hoe kan het dat de smaak van onze gerechten, zoals roti, net dat beetje extra lijkt te hebben? Ik heb me hierover gebogen en de conclusie is helder.
De kracht van het Surinaamse land
Voor mij zit het hem in de ingrediënten. In Suriname hebben we het geluk dat we veel verse kruiden en specerijen gebruiken die lokaal worden gekweekt.
Denk aan die heerlijke masala die je op de markt koopt, of die verse Madame Jeanette pepers.
Die smaken anders dan de vaak geïmporteerde varianten. De vruchtbare grond en de zon geven onze producten een unieke diepte die je niet kunt namaken.
Daarnaast speelt het klimaat een grote rol. In de tropische warmte ruiken en proeven we sterker door de hoge luchtvochtigheid.
Het is alsof elke geur intenser is, elke smaakexplosie krachtiger. Een masala kip, gegeten onder de Surinaamse zon, smaakt gewoonweg net anders en naar mijn mening beter. Het is een constatering van hoe onze omgeving onze smaakbeleving verrijkt.
Pom en creatieve aanpassingen
Het verschil gaat verder dan alleen roti. Neem nou pom. Bij ons gebruiken we verse pomtayer en het zuur komt van echte zure sinaasappels, wat de authentieke smaak geeft.
In ingevroren of kant en klare varianten gaat die pure, aardse smaak helaas soms verloren. Het is een kwestie van gemak versus puurheid.
Toch zie ik ook een positieve kant. Creatieve koks die onze keuken elders op de kaart zetten, passen gerechten aan hun omgeving aan.
Hierdoor ontstaan soms verrassende nieuwe smaken, zoals bami met andere groenten of een ‘gezonde’ pom met minder vet.
Het bewijst hoe veelzijdig onze Surinaamse keuken is, maar mijn voorkeur gaat uit naar de pure, ongeëvenaarde smaak die alleen ons land kan bieden.
Ida Thornhill
Docente / Auteur







