Dat er nu een initiatiefwetsvoorstel ligt om inheemse volken officieel te erkennen als de oorspronkelijke bewoners van Suriname, wordt door velen terecht als een historische stap gepresenteerd.
Maar misschien is een andere vraag urgenter dan de gebruikelijke loftuitingen. Niet waarom dit voorstel er nu ligt, maar waarom het zo verbazingwekkend lang heeft moeten duren.
“Suriname bestaat als onafhankelijke staat inmiddels 50 jaar.” Inheemse volken wonen hier al duizenden jaren.
De afwezigheid was geen vergissing
Dat die simpele realiteit pas nu expliciet in de Grondwet wordt benoemd, is geen toevallige omissie. Het is het resultaat van jarenlang politiek gemak, juridisch ontwijken en economisch voordeel.
De afwezigheid van formele erkenning was geen neutrale leegte. Het was functioneel. Zolang inheemse volken juridisch niet expliciet als oorspronkelijke bewoners waren erkend, kon de staat doen wat zij al decennia doet. Grond uitgeven alsof zij onbeperkt eigenaar is.
Concessies verstrekken zonder lastige vragen. Projecten doordrukken met minimale inspraak. Onzekerheid werkte in het voordeel van de overheid.
Waarom erkenning politiek werd vermeden
Erkenning is namelijk nooit alleen symbolisch. Erkenning opent de deur naar rechten. Naar claims. Naar consultatie. Naar grenzen aan staatsmacht.
En precies dát maakte het jarenlang politiek onaantrekkelijk. Niet omdat men de geschiedenis niet kende, maar omdat men de consequenties wel degelijk begreep.
Dat verklaart ook waarom Suriname internationale uitspraken over inheemse rechten structureel naast zich neerlegde. Verdragen werden ondertekend, rapporten ontvangen, aanbevelingen genoteerd. Maar nationaal bleef het stil. Zolang de Grondwet zweeg, kon de praktijk doorgaan. De juridische mist was geen probleem, maar een hulpmiddel.
Een veilige erkenning zonder gevolgen
De vraag waarom erkenning nu wel bespreekbaar is, heeft dus minder te maken met moreel ontwaken dan met veranderde omstandigheden. Internationale druk is toegenomen.
Rechtszaken stapelen zich op. Het narratief van “we hebben niets vastgelegd” wordt steeds moeilijker vol te houden. En tegelijk is de gekozen vorm van erkenning voorzichtig. Ze staat in de preambule. Ze benoemt identiteit en geschiedenis, maar kent geen directe rechten toe.
Dat is geen toeval. Het is een manier om erkenning te bieden zonder de controle meteen los te laten. De overheid kan laten zien dat zij luistert, beweegt en moderniseert, terwijl de bestaande machtsverhoudingen voorlopig intact blijven.
Voorlopig verandert er niets aan wie beslist over grond, wie concessies verleent en wie bepaalt wat nationale ontwikkeling heet.
Ook dat verklaart waarom dit voorstel politiek kansrijk is. Het kost weinig. Het doet geen directe pijn. Parlementariërs kunnen vóór stemmen zonder economische belangen te raken. Internationale partners krijgen een signaal van vooruitgang. De staat wint tijd. En tijd is altijd een strategisch voordeel geweest.
Maar laten we niet doen alsof dat onschuldig is. Elk jaar zonder erkenning betekende in de praktijk voortgaande marginalisering. Dorpen zonder zeggenschap. Gebieden zonder bescherming. Besluiten zonder inspraak. Dat was geen natuurverschijnsel, maar beleid door nalatigheid.
Erkenning is dus welkom, maar roept ook een ongemakkelijke waarheid op. Als dit zo lang kon worden uitgesteld, waarom zouden vervolgstappen dan vanzelfsprekend zijn. Zonder politieke druk is de kans groot dat deze erkenning het eindpunt wordt in plaats van het begin. Een nette alinea in de Grondwet, gevolgd door jaren van “verdere uitwerking”.
De voordelen van treuzelen zijn namelijk niet verdwenen. Zolang er geen wetgeving is over collectieve landrechten, blijft de staat maximale bewegingsruimte houden. Zolang consultatie niet wettelijk verplicht is, blijft inspraak onderhandelbaar. Zolang zelfbeschikking niet concreet is vastgelegd, blijft zij afhankelijk van politieke welwillendheid.
Dat maakt dit moment dubbel. Ja, erkenning is nodig. Ja, het is beter laat dan nooit. Maar erkenning na decennia van uitstel voelt nu niet bepaald een cadeau. Het is een soort correctie. En correcties vragen opvolging.
De echte toets komt pas na de stemming over dit voorstel. Bij de vraag of de overheid bereid is de voordelen van vaagheid daadwerkelijk los te laten. Of zij bereid is grond anders te benaderen en ontwikkeling opnieuw te definiëren.
Erkenning zonder consequenties lijkt meer op een soort van reputatiebeheer. De geschiedenis heeft lang genoeg gewacht. De hoogste tijd om erkenning om te zetten in daden.
Eduard Hartgens
Dit artikel betreft een ingezonden opiniestuk. Voor de publicatie van ingezonden artikelen hanteren wij specifieke voorwaarden. Voor meer informatie of om zelf een ingezonden bericht te sturen, kunt u contact opnemen via [email protected] of direct via WhatsApp.
Let op: Publicatie van opiniestukken houdt niet in dat GFC Nieuws het eens is met de inhoud








