Verzoening zonder gemeenschap is een farce

Verzoening

De oproep tot verzoening klinkt luider dan ooit. Excuses zijn uitgesproken. Ceremoniële bijeenkomsten worden gepland.

Maar te midden van deze symboliek rijst één prangende vraag: wie spreekt namens ons?

Want wie het verzoeningsbeleid van Nederland en de recente ontwikkelingen in Suriname nauwgezet volgt, ziet hoe verzoening zich loszingt van de gemeenschappen zelf.

Op 15 juli 2025 ontvingen de grootopperhoofden en voorzitter van VIDS (Vereniging van Inheemse Dorpshoofden in Suriname) en FPP (Federatie van Paraplantages) een uitnodiging voor een zogenoemde “plechtige verzoeningsceremonie op de Grankrutu”, als reactie op de excuses van premier Rutte (2022) en koning Willem Alexander (2023).

Deze ceremonie, georganiseerd door het overlegorgaan Fiti Makandra, zou volgens de brief een collectieve reactie moeten zijn namens de inheemse en tribale gemeenschappen van Suriname.

Maar hier wringt iets fundamenteels. Tot op heden is er geen enkele openbare communicatie geweest naar de inheemse dorpen toe.

Er zijn geen brede krutu’s gehouden met dorpsbewoners, geen uitnodigingen voor participatie of inhoudelijke afstemming.

Toch wordt er namens “ons” gereageerd op de Nederlandse excuses alsof er sprake is van gezamenlijke instemming en collectieve heling.

Maar dat is niet zo. Wij, de inheemse gemeenschappen, zijn niet betrokken.

Het zijn vooral de traditionele tribale gezagsdragers, de granmans, kapiteins en basja’s die deelnemen aan dit proces.

Zij doen dat in overleg met enkele inheemse leiders binnen VIDS, maar zonder directe ruggespraak met het bredere inheemse volk.

Dat schept niet alleen afstand, het creëert ook verwarring en achterdocht. Want wie bepaalt de inhoud van verzoening? En op wiens gezag?

Verzoening mag nooit een eliteproject worden waarbij een select gezelschap symbolisch de hand schudt, terwijl de pijn en vragen in de dorpen blijven dooretteren.

Het roept ook een fundamentele zorg op: gaat deze ceremonie werkelijk over heling, of over politieke en diplomatieke legitimatie?

Nederland wil het hoofdstuk sluiten, en sommige leiders lijken gewillig om het boek alvast te ondertekenen met of zonder brede instemming.

Voor het inheemse volk, dat generaties lang structureel is uitgesloten, is dit pijnlijk herkenbaar. In het koloniale verleden werden onze voorouders verdreven, gekerstend, genegeerd.

Nu, in de 21e eeuw, dreigt dezelfde spirituele leegte: ceremonies zonder gemeenschap, documenten zonder gronden rechten, verzoening zonder gerechtigheid.

En laten we eerlijk zijn: het is niet alleen de Nederlandse staat die tekortschiet. Ook de rol van de kerk kan niet buiten beschouwing blijven.

De Rooms-Katholieke Kerk speelde een actieve rol in het ontzielen van onze voorouders. Onder het mom van beschaving en redding werden zij losgescheurd van hun spirituele wereld, hun identiteit als heidens bestempeld, hun talen als minderwaardig.

Als we werkelijk over verzoening willen spreken, dan moet ook de kerk zichzelf aankijken in deze spiegel van het verleden.

Want wat Nederland aan ketenen smeedde met wetten en geweld, smeedde de kerk in de ziel met schuld en schaamte.

Maar wat betekent het convenant eigenlijk?

Wat velen zich niet realiseren, is dat het tekenen van een convenant in naam van het volk juridische en diplomatieke consequenties kan hebben.

Een handtekening namens de inheemse en tribale gemeenschappen wordt op internationaal niveau gezien als instemming, als collectieve aanvaarding van het geboden pad.

Maar welk pad is dat precies?
Wanneer zo’n convenant wordt overhandigd aan Nederland, biedt dat een vorm van legitimatie.

Het kan door de Nederlandse staat geïnterpreteerd worden als “de kous is af” herstel is niet meer aan de orde, er is immers verzoening bereikt.

Hiermee wordt de deur naar verdere gesprekken over herstelbetalingen, structurele rechten en institutionele erkenning mogelijk gesloten, terwijl de fundamentele koloniale schade voor inheemsen nooit oprecht is benoemd, laat staan erkend of gecompenseerd.

Daarnaast kan het convenant als beleidsinstrument dienen voor de Surinaamse overheid, om te stellen dat het proces van verwerking en heling is afgerond.

Terwijl wij in onze dorpen nog steeds wachten op landrechten, gezondheidszorg, schoon water en erkenning van onze traditionele gezagsstructuren, wordt straks een convenant op papier gevierd als overwinning.

Landrechten betekenen het collectieve, wettelijk erkende recht van onze volkeren om hun voorouderlijk land te bezitten, beheren, gebruiken en beschermen.

Zonder deze rechten blijven onze heilige bossen, rivieren en dorpen blootgesteld aan uitverkoop, vervuiling en verdringing. Maar dit recht moet niet afhankelijk zijn van tijdelijke wetten.

Geen enkele expert op dit gebied pleit voor minder dan grondwettelijke erkenning. Dus waarom wij wel?

Maar hoe kan je heling claimen als de wonden nog open zijn?
Daarom roep ik mijn broeders en zusters op in alle dorpen, rivieren en savannes van dit land: blijf waakzaam.

Laat je niet opnieuw gebruiken als decor, als getekende hand onder een convenant dat niet door jouw stem is gedragen. Vraag wie er spreekt. Vraag wie er zwijgt.

En vraag of het werkelijk verzoening is als je daar nooit eerst voor gevraagd bent.

Er kan geen sprake zijn van verzoening zonder waarheid. En er is geen waarheid zolang de gemeenschap buitengesloten blijft.

De ziel die zij niet konden bekeren

Lang geleden, voordat de grote boten met kruizen aan land kwamen, leefde mijn volk in harmonie met de bomen, het water en de sterren.

Onze voorouders luisterden naar de fluisteringen van de wind en begrepen de taal van het vuur. Zij leerden ons dat alles leeft, alles heilig is, en dat de geest geen muren kent.

Toen de vreemdelingen kwamen, kwamen zij niet alleen met vuurwapens en ijzeren kettingen. Zij kwamen ook met boeken, kruizen en woorden die ons kleiner maakten.

Ze zeiden: jullie goden zijn niet echt. Jullie voorouders zijn duivels. Jullie liederen zijn heidens.

Ze brachten onze kinderen naar hun missieposten, knipten hun haar, verboden hun taal, sloegen hen als ze inheemse woorden spraken.

Ze legden hun hand op onze hoofden en baden tot hun god om onze zielen te redden. Maar wat ze niet begrepen, was dit: onze ziel was nooit verloren. Onze ziel was nooit van hen.

Mijn overgrootmoeder vertelde mij ooit dat zij als meisje in het geheim nog offerde aan de rivier, terwijl de pater sliep.

Ze verstopte een stuk cassave en wat as van het haardvuur onder een boom, terwijl ze zachtjes onze oude gebeden fluisterde.

Ze zei: “Ze hebben mij een kruis gegeven, maar ik draag nog steeds de boom in mijn hart.”

Generaties lang hebben ze geprobeerd onze geest te breken. Maar in onze liederen leeft de wijsheid van de slangen.

In onze dromen wandelen nog steeds de geesten van het woud. In onze stilte schuilt de kracht van hen die nooit buigden.

De kerk maakte ons arm in ons hoofd, maar rijk bleef onze geest. En nu, eeuwen later, vragen ze vergiffenis.

Maar hoe vergeef je iemand die nog steeds weigert te erkennen dat hij je ziel ooit als onwaardig beschouwde?

Laat hen weten:
Wij zijn niet vergeten. Wij zijn niet gebroken.

Wij dragen onze voorouders in ons hart, niet achter hun altaar.

Earl Gerard Sabajo
Zoon wijlen Magda Sabajo