Reactie op: Grote Staatsrechtelijke hervorming in gang!
In het kader van de initiatief wetsvoorstellen met betrekking tot de wijzigingen in de vigerende grondwet moeten wij teruggaan naar de grondwet van 1975 bij de onafhankelijkheid van de Republiek Suriname.
Wij zijn hiertoe verplicht om te kunnen begrijpen wat er nu aan de hand is met onze grondwet die inmiddels in 1987 op dit stuk een beperkte wijziging heeft ondergaan.
Bij de samenstelling van de rechterlijke macht in artikel 145 van de grondwet van 1975 werden de leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast samen met de procureur-generaal voor hun leven benoemd.
Hier is er sprake van een dwaling geweest om de procureur-generaal te koppelen aan de leden van de rechterlijke macht. Als wij vanuit de toen bestaande Staatsregeling 1955 redeneren dan is er vanuit een verkeerde perceptie tot besluitvorming gekomen.
De samenstelling van de rechterlijke macht
Vóór de grondwet van 1975 was de rechtsmacht van de Hoge Raad der Nederlanden ten aanzien van rechtszaken in Suriname geregeld bij Rijkswet. Binnen die verhoudingen werden de leden van de rechterlijke macht voor het leven benoemd.
Het openbaar ministerie bij het Hof van Justitie werd uitgeoefend door of namens de procureur-generaal (PG). De PG was het hoofd van het openbaar ministerie. De benoemings- en leeftijdseisen waren voor de leden van de rechterlijke macht als de procureur-generaal hetzelfde en verplicht.
Verdere bepalingen betreffende de inrichting en de samenstelling van de rechterlijke macht werden vastgesteld bij landsverordening.
In artikel 102 van de Staatsregeling 1955 van Suriname staat “Er is onder de benaming van Hof van Justitie, een opperste gerechtshof voor geheel Suriname”.
Lid 2: “Het houdt toezicht op de geregelde afdoening van alle rechtsgedingen en de behoorlijke vervolging van alle misdrijven”.
Dwaling van de grondwetscommissie of zij die daarmee belast waren!
Zowel in 1975 en voortgezet in 1987 zijn wij niet teruggegaan naar de bron van de samenstelling van de rechterlijke macht in Suriname.
Uit de voorgeschiedenis blijkt dat de positie van de procureur—generaal zich niet verhoudt met de samenvoeging bij de rechterlijke macht zoals in artikel 133 is geformuleerd.
De rechterlijke macht werd vanuit de bron niet gevormd door de President, Vice-President etc. van het Hof van Justitie en de procureur-generaal en overige leden van het Openbaar Ministerie.
Dat is er ten onrechte van gemaakt en dat wreekt zich thans door daar een onevenwichtige persoon met een zwak gevoel voor rechtsstatelijkheid en een sterk partijgebonden karakter te plaatsen. Een opportunist van het ergste soort.
Vandaar dat de initiatiefnemers de wijziging van artikel 133 aan een fundamentele beschouwing moeten onderwerpen en dit onderdeel van de grondwet wederom herstellen evenzo in overeenstemming brengen met de gangbare staatsrechtelijke verhoudingen.
Eugene van der San
Dit artikel betreft een ingezonden opiniestuk. Voor de publicatie van ingezonden artikelen hanteren wij specifieke voorwaarden. Voor meer informatie of om zelf een ingezonden bericht te sturen, kunt u contact opnemen via [email protected] of direct via WhatsApp.
Let op: Publicatie van opiniestukken houdt niet in dat GFC Nieuws het eens is met de inhoud
