In veel buurten in Suriname valt hetzelfde beeld op. Ruime tuinen met vruchtbare grond waar niets groeit behalve gras en onkruid.
Terwijl de prijzen van groenten en fruit voortdurend stijgen, laten veel bewoners hun grond onbenut. Dat is opmerkelijk in een land waar zonlicht, regen en aarde in overvloed aanwezig zijn.
Veel mensen vertellen me dat ze ooit van plan waren om te beginnen met planten, maar het er nooit van kwam. De motivatie ontbreekt, of men denkt dat het te veel tijd kost.
Anderen zeggen dat ze geen groene vingers hebben of dat ze liever kant-en-klaar kopen. Toch blijkt uit ervaringen van kleine tuinders dat het minder moeite kost dan men denkt.
Een paar vierkante meter is al genoeg om sopropo, tomaat of kousenband te kweken en zo geld te besparen op de wekelijkse boodschappen.
Wat opvalt is dat juist mensen met beperkte ruimte vaak wel iets doen met wat ze hebben. Ze gebruiken plastic flessen, oude emmers of bakken als potten en weten zelfs op balkons groenten te kweken.
Voor sommigen is het pure noodzaak, voor anderen een vorm van rust en trots.
De vruchtbare grond voor wat het is laten liggen is zonde in een tijd waarin voedsel duur is en importafhankelijkheid groot blijft. Een kleine tuin kan niet alleen bijdragen aan het huishouden, maar ook aan gezonder eten en meer verbondenheid met de natuur.
Misschien is het tijd dat we die lege tuinen opnieuw zien als kansen in plaats van als grasvelden.



