In de nasleep van een uitspraak van pater Toon te Dorsthorst over het bloedbad in het dorp Moiwana in 1986 is er aanzienlijke maatschappelijke onrust ontstaan.
Pater Toon stelt dat de overleden oud-legerleider Desi Bouterse “nog altijd de hoofdverantwoordelijke” is voor de moordpartij waarbij tientallen dorpsbewoners omkwamen.
Delen van de samenleving reageren boos op deze uitspraak: “Volgens mij gaat deze pater na zijn dood het allereerst bij God om daar Bouterse aan te klagen en daarna vergiffenis vragen voor zijn eigen zonde.”
Deze uitspraak komt op een moment dat het Openbaar Ministerie (OM) vorige week een formeel verzoek indiende bij de Rechter‑Commissaris om een gerechtelijk vooronderzoek (GVO) in te stellen in de zaak Moiwana — het bloedbad van 29 november 1986 in Marowijne waarbij volgens betrouwbare bronnen minimaal 39 burgers om het leven kwamen.
Meerdere burgers geven hiermee uiting aan irritatie en verwarring. Zij vinden dat, hoewel Bouterse inmiddels is overleden, de voortdurende aandacht voor zijn persoon sommige discussies belastend en polariserend maakt. Anderen vinden juist dat de herinnering aan Moiwana en de roep om gerechtigheid niet mogen vervagen.
Historische context
Op 29 november 1986 viel het Nationaal Leger onder leiding van Desi Bouterse het dorp Moiwana aan. De aanval resulteerde in minstens 39 dodelijke slachtoffers, voornamelijk vrouwen en kinderen.
In 2015 oordeelde het Inter‑American Court of Human Rights dat Suriname verantwoordelijk was voor deze schending van mensenrechten.
Het bloedbad is een gevoelig hoofdstuk in de Surinaamse geschiedenis. Voor veel nabestaanden en activisten staat de kwestie symbool voor onopgehelderde schendingen van mensenrechten.
Tegelijkertijd voeren sommige burgers het debat over herinnering en verantwoordelijkheid en vragen zij zich af hoe publieke uitspraken — met name van geestelijke leiders — bijdragen aan verzoening dan wel aan polarisatie.
De diverse reacties onderstrepen de complexiteit van omgang met een beladen verleden: enerzijds de behoefte aan gerechtigheid en waarheid, anderzijds de noodzaak van zorgvuldige, verbindende communicatie in het publieke domein.
 
			 
			 
                    




