In verschillende handelszaken in Paramaribo werken tegenwoordig steeds meer Spaanssprekende medewerkers. Dat valt veel klanten op en zorgt bij een groeiend aantal mensen voor ergernis.
Zij geven aan dat het contact vaak stroef verloopt omdat het personeel geen Nederlands of Engels spreekt waardoor simpele vragen of prijsinformatie soms onnodig ingewikkeld worden.
Volgens meerdere klanten die hierover hun mening geven zou het wenselijk zijn dat immigranten die in winkels aan de slag gaan op zijn minst de basis van het Engels beheersen.
Anderen vinden dat het vanzelfsprekend moet zijn dat zij Nederlands leren, aangezien dit de officiële voertaal is in Suriname.
Een klant in de binnenstad vertelt dat hij onlangs meerdere keren moest herhalen wat hij wilde kopen, terwijl de medewerker hem alleen in het Spaans kon antwoorden.
“Het is alsof we in een vreemde taal moeten onderhandelen in ons eigen land,” zegt hij geërgerd.
Een bejaarde vrouw uit Uitvlugt is nog stelliger. Zij vraagt zich af waarom de overheid geen inburgeringscursus verplicht stelt voordat buitenlandse werknemers een verblijfsvergunning krijgen.
“Straks moeten wij nog Spaans gaan leren in ons eigen land. Zo kan het toch niet verder,” verzucht ze.
Sommige mensen geven aan begrip te hebben voor het feit dat nieuwkomers tijd nodig hebben om de taal te leren, maar vinden het onacceptabel dat werkgevers personeel inzetten zonder minimale communicatieve vaardigheden.
Ze wijzen erop dat goed klantcontact belangrijk is voor de service en dat dit nu onder druk komt te staan.
GFC Nieuws ontvangt vaker meldingen over dit onderwerp en merkt dat de discussie leeft onder zowel klanten als ondernemers.
Het vraagstuk raakt niet alleen aan service en klantvriendelijkheid, maar ook aan integratie en de rol van de overheid bij het begeleiden van arbeidsmigranten.