In sommige moderne supermarkten in Suriname is het heel normaal dat een medewerker de boodschappen voor je inpakt en zelfs tot aan de auto brengt.
Veel klanten waarderen dat als een teken van service en gastvrijheid. Toch voelen sommige Nederlanders zich daarbij wat ongemakkelijk of zelfs bezwaard. Dat blijkt uit een analyse van GFC Nieuws Lifestyle.
Dat heeft minder te maken met ondankbaarheid, en meer met culturele verschillen in hoe men met service omgaat.
In Nederland is het gebruikelijk dat klanten hun boodschappen zelf inpakken en eigen tassen meenemen sinds plastic tasjes niet meer gratis zijn. Een medewerker die helpt, voelt daardoor voor velen als “meer dan nodig”.
Ook speelt de Nederlandse “doe normaal”-reflex een rol. Nederland is een samenleving met weinig hiërarchie, en iemand die jouw spullen draagt kan daardoor aanvoelen als een afstand tussen klant en medewerker die men liever vermijdt.
Daarnaast heerst er vaak onzekerheid over het geven van fooi. In Nederland zit service meestal in de prijs, terwijl in Suriname de gewoonten uiteenlopen.
Dat maakt de situatie soms sociaal ongemakkelijk. Ook persoonlijke ruimte speelt mee: Nederlanders zijn gewend aan duidelijke grenzen. Een medewerker die meeloopt tot op de parkeerplaats voelt voor sommigen als iets te dichtbij.
Er zijn ook diepere, minder uitgesproken redenen. Bij een deel van de Nederlanders roept het ongemak onbewust herinneringen op aan koloniale machtsverhoudingen.
Het idee dat iemand in een voormalig koloniaal land hun tassen draagt, kan wringen. Daar komt bij dat zichtbaar klassenverschil in Suriname groter lijkt dan in Nederland.
Wie geholpen wordt, ziet ineens zijn eigen bevoorrechte positie, iets wat schuurt met het Nederlandse zelfbeeld van gelijkheid.
Toch bedoelen Surinaamse supermarkten de service juist vriendelijk. Voor veel medewerkers is helpen een teken van respect, niet van onderdanigheid.