Onderzoekers van The University of Texas MD Anderson Cancer Center hebben ontdekt dat mRNA-gebaseerde COVID‑vaccins de werking van immuuntherapie bij kankerpatiënten kunnen versterken.
Patiënten die binnen honderd dagen na de start van immuuntherapie een mRNA‑vaccin kregen, hadden bijna twee keer zoveel kans om drie jaar later nog in leven te zijn vergeleken met patiënten die geen vaccin ontvingen.
Deze resultaten werden onlangs gepresenteerd tijdens het congres van de European Society for Medical Oncology (ESMO).
De studie omvatte meer dan duizend patiënten die tussen augustus 2019 en augustus 2023 immuuntherapie ontvingen.
Het blijkt dat het mRNA‑vaccin het immuunsysteem stimuleert om tumoren effectiever aan te vallen. Dit gebeurt doordat het de activiteit van bepaalde immuuncellen verhoogt en de interactie met kankercellen versterkt, waardoor de therapie beter werkt.
Hoofdauteur Steven Lin benadrukte dat deze bevindingen veelbelovend zijn voor de behandeling van kanker. “Het combineren van bestaande mRNA-vaccins met immuuntherapie kan de overlevingskansen van patiënten aanzienlijk verbeteren,” aldus Lin.
De onderzoekers starten nu een gerandomiseerde fase III‑studie om vast te stellen of mRNA-vaccins standaard onderdeel moeten worden van kankerbehandelingen. De resultaten hiervan worden in 2026 verwacht.
Voor patiënten en hun families biedt dit hoopvolle perspectieven. Bestaande vaccins kunnen mogelijk niet alleen beschermen tegen COVID‑19, maar ook de effectiviteit van levensreddende kankertherapieën versterken.