Grensgeschil Venezuela: Een voortdurend strijdperk

kaart van grens disputen in de Guyanas

OPINIE – Aangezien er veel vragen zijn bij het publiek over het grensconflict tussen Guyana en Venezuela, dat enkele parallellen vertoont met het onze, volgt hier het eerste deel van twee artikelen.

In het volgende deel zal ik ook ingaan op het Surinaamse grensconflict.

Het Venezolaanse grensgeschil begon officieel in 1841, toen Venezuela protesteerde tegen de Britse aanspraken op Venezolaans grondgebied.

Na de verwerving van Brits-Guyana in 1814 gebruikten de Britten de Schomburgk-demarcatielijn om hun grens te bepalen, waarbij extra grondgebied werd opgeëist.

Venezuela betwistte de Britse afbakening en claimde territoriale aanspraken die teruggaan tot hun onafhankelijkheid van Spanje, inclusief alles ten oosten van de Essequibo-rivier, wat neerkwam op tweederde van het grondgebied van Brits-Guyana. Verdere spanning ontstond toen de Britse regering haar aanspraken uitbreidde naar goudrijke regio’s.

In 1876 vroeg Venezuela de Verenigde Staten om hulp, onder verwijzing naar de Monroe-doctrine, die het Amerikaanse verzet tegen verdere Europese kolonisatie verklaarde.

In 1895 eiste de Amerikaanse minister Richard Olney dat Groot-Brittannië het grensgeschil aan arbitrage zou onderwerpen. President Grover Cleveland stelde toen een grenscommissie in.

Groot-Brittannië legde het geschil voor aan de Amerikaanse grenscommissie onder druk van mondiale kwesties. Venezuela ging akkoord met arbitrage, in de stellige veronderstelling dat zij gelijk hadden.

In 1899 besliste de arbitragecommissie echter tot verbazing in het voordeel van de Britse aanspraken, overeenkomstig de Schomburgk-demarcatielijn.

Venezuela beweerde later dat het Tribunaal van Parijs in 1899 nietig was. Een frauduleuze kaart zou als bewijsmateriaal zijn voorgehouden aan de leden van het tribunaal, die ook “corrupt” zouden zijn.

Ook Odeen Ishmaël, Guyana’s ambassadeur in de V.S, O.A.S en Venezuela, stelt in zijn boek “The Trail of Diplomacy” dat Groot-Brittannië de arbiters op een verkeerd spoor bracht door hun een kaart van Schomburgk uit 1935 voor te houden in plaats van zijn originele kaart met grenslijnen die hij in 1844 aan het koloniale bestuur had voorgelegd.

Dit bewijsmateriaal wordt echter twijfelachtige juridische waarde toegekend, omdat fraude moet worden bewezen met aantoonbare corruptie of bedrog bij de presentatie aan de rechtbank, terwijl de bewijslast bij de aanklager (Venezuela) ligt en moet worden aangetoond dat dit tot een nadelige beslissing heeft geleid.

Dit is vooral moeilijk omdat dit meer dan 100 jaar later moet worden geverifieerd.

Er werd aangenomen dat het geschil was beslecht tot de postume publicatie in 1949 van een memorandum van de jurist Mallet Prevost, de secretaris van de Amerikaanse grenscommissie tijdens het Tribunaal van Parijs in 1899.

Hierin openbaarde Prevost dat de uitkomst van het tribunaal niets anders was dan het gevolg van een geheime deal tussen de Britse advocaten en de Russische voorzitter, Frederic de Martens, en de twee Amerikaanse rechters, en daarom nietig is.

Prevost gaf verder aan dat Venezuela niet in staat was geweest haar rechten te verdedigen omdat Brits Guyana nog steeds een Britse kolonie was en Venezuela in die tijd vanwege interne strubbelingen geen partij was voor Groot-Brittannië.

De leden van het tribunaal zouden hem hebben onthuld dat de economische ontwikkeling van het gebied zou worden belemmerd indien een ongunstig besluit zou worden genomen tegen een economische grootmacht als Groot-Brittannië.

Venezuela verloor volgens hem daarmee een ‘zeer uitgestrekt en belangrijk gebied’ waarop Groot-Brittannië geen recht had (Schoenrich, Otto (1949) The Venezuela – British Guyana Border Dispute; The American Journal of International Law).

Toen de Prevost-memo daarna werd gepubliceerd, herstelde de Venezolaanse regering direct haar claim op de Essequibo en noemde de overeenkomst van 1899 nietig onder internationaal recht.

Anticiperend op de onafhankelijkheid van Guyana, ondertekenden vertegenwoordigers van Groot-Brittannië, Guyana en Venezuela op 17 februari 1966 een overeenkomst in Genève, waarbij een grenscommissie werd opgericht. Het doel was het streven naar een vreedzame oplossing van het geschil. Deze commissie slaagde er echter niet in om tot overeenstemming te komen.

De status van het gebied bleef sindsdien onveranderd.

Onderzoeksjuristen zoals Braveboy-Wagner, die van mening waren dat het bewijs van een samenzwering niet sterk is en dat Venezuela daarom geen juridische gronden heeft om tegen de beslissing in beroep te gaan, nadat ze deze al meer dan een halve eeuw heeft aanvaard, betoogden dat de meest geschikte uitkomst zou zijn dat Venezuela een kleine territoriale concessie zou krijgen die dat land “een uitlaatklep naar de Atlantische Oceaan” zou geven zonder Guyana een bron van toekomstige rijkdom te ontnemen. De regering van Guyana verzette zich echter steeds tegen elke gebiedsoverdracht.

Al met al is het grensgeschil met Venezuela een langlopende kwestie, met geopolitieke en economische belangen die het moeilijk maken om tot een oplossing te komen.

Met de mobilisatie van troepen door Venezuela aan de grens met Guyana is een onmiddellijke tussenkomst van het Internationaal Gerechtshof thans dringend gewenst om ernstige escalaties te voorkomen.

Ir. Dharmvir K.Mungra