De aanhouding en inverzekeringstelling van Nitesh Ramlakhan, director Operations van Food and Agriculture Industries (FAI), is geen verrassing.
Het is het voorspelbare eindstation van jarenlange financiële malversaties, mismanagement en een cultuur waarin parastatalen te vaak functioneren als private speeltuin voor incompetente bestuurders.
Samen met algemeen directeur Permila Bissumbhar werd Ramlakhan drie weken geleden al op non-actief gesteld wegens ernstig wanbeheer.
Nu blijkt hoe diep het probleem werkelijk zit: FAI draagt een schuldenlast van maar liefst US$ 22 miljoen, terwijl de overheid in de afgelopen vijf jaar bijna SRD 200 miljoen heeft moeten injecteren in een bedrijf dat – met goed bestuur – geen cent subsidie had hoeven ontvangen.
En toch zit FAI vandaag in acuut financieel noodweer, niet in staat om zelfs de meest fundamentele verplichtingen zoals achterstallige salarissen en premies te betalen.
Parastatalen als politieke erfenis
Minister Mike Noersalim verwoordde het duidelijk: “Er is een heel nijpende situatie bij FAI.”
Maar deze crisis kwam niet “plotseling”.
Dit is het resultaat van jarenlang wegkijken, vriendjespolitiek, gebrek aan toezicht en het structureel laten voortwoekeren van incompetentie.
De overheid zegt al jaren dat parastatalen worden doorgelicht en ja, dat gebeurt nu. Maar het roept een andere, diepere vraag op:
Hoe konden deze malversaties zó lang doorgaan zonder dat iemand ingreep?
Want een schuld van US$ 22 miljoen en een bedrijf dat operationeel nog slechts 200 hectare produceert – terwijl 350 hectare nodig is voor break-even – ontstaan niet in een jaar, niet in twee jaar, maar door systematisch falend bestuur.
Subsidie wordt zo geen instrument om ontwikkeling te stimuleren, maar om wanbeleid te maskeren.
En dat is niet alleen een managementprobleem, maar een politiek probleem.
Wanneer mismanagement de export lamlegt
FAI is marktleider in de bacovensector, een sector die cruciaal is voor Suriname’s agrarische exportpositie.
En toch moest export worden stopgezet omdat een transportbedrijf de samenwerking opschortte wegens — uiteraard — onbetaalde rekeningen.
De minister benadrukt dat alles wordt gedaan om de exportmarkten Barbados en Trinidad & Tobago niet te verliezen.
Maar het feit dát we überhaupt in deze positie zitten, laat zien hoe precair onze economie werkelijk is wanneer één parastataal instort.
Het gaat hier niet om één bedrijf. Het gaat om Suriname’s geloofwaardigheid als exportland.
Onregelmatigheden die geen ‘fouten’ meer zijn, maar patronen
Tijdens de doorlichting kwamen schokkende onregelmatigheden naar boven, stuk voor stuk indicaties van óf incompetentie óf opzettelijke benadeling van de staat. Onder meer:
-
verkoop van niet-zeewaardige containers en andere bedrijfseigendommen tegen opvallend lage prijzen;
-
salarisverhogingen die buiten de goedkeuring van de Raad van Commissarissen zijn doorgevoerd;
-
verouderde irrigatiesystemen die nooit zijn vervangen, terwijl miljoenen aan subsidies binnenkwamen;
-
bezuinigingen op basisinputs zoals meststoffen, terwijl de directiekosten niet omlaag gingen.
Dit is geen mismanagement meer.
Dit is roekeloos economisch gedrag dat een heel productieapparaat heeft ontwricht.
Leiderschap dat niet bestuurt, maar bestuurt voor eigen belang
Noersalim zegt terecht dat staatsbedrijven met goed management geen subsidies nodig hebben.
FAI bewijst het tegendeel: met slecht management kan zelfs de beste sector worden vergruisd.
Wat ontbreekt in Suriname – en FAI is slechts één voorbeeld – is professioneel, competent, transparant leiderschap dat een staatsbedrijf runt alsof het een bedrijf is, niet een politiek verlengstuk.
Zolang directies benoemd worden op basis van loyaliteit, afkomst of partijpolitieke deals, zal geen enkele doorlichting voldoende zijn om structurele verrotting te voorkomen.
Als we nu niet ingrijpen, verliezen we méér dan een bedrijf
Wanneer FAI omvalt, gebeurt het volgende:
-
Suriname verliest zijn positie op regionale markten.
-
Landbouwers, arbeiders en gezinnen verliezen hun inkomen.
-
De overheid verliest miljoenen aan subsidies én potentiële inkomsten.
-
Internationale partners verliezen vertrouwen in onze betrouwbaarheid.
-
Andere parastatalen worden aangemoedigd om “ook maar door te modderen”.
En vooral: het idee dat Suriname geen gezonde staatsbedrijven kan runnen, wordt opnieuw bevestigd.
We kunnen het ons niet veroorloven om nog een strategisch bedrijf te verliezen door bestuurlijk falen, want elke keer dat dat gebeurt, zet Suriname economisch twee stappen achteruit.
De weg vooruit
De vergadering die de minister bijeenriep is een begin, maar het is niet voldoende. De echte vraag is: durft Suriname eindelijk te breken met de cultuur die dit mogelijk heeft gemaakt?
Want wat nodig is, is niet nóg een plan, nóg een scan, nóg een werkgroep.
Wat nodig is:
-
professioneel bestuur;
-
transparante financiële controle;
-
beëindiging van politieke benoemingen;
-
strikte toepassing van de anticorruptiewet;
-
herstel van productiecapaciteit op minimaal 350 hectare;
-
onmiddellijke sanering van schulden met harde voorwaarden;
-
échte accountability, met vervolgmaatregelen, niet alleen aanhoudingen.
Dit moet groter zijn dan één bedrijf.
Dit moet het moment zijn waarop Suriname zegt:
“Genoeg is genoeg.”
N. Mohari
Dit artikel betreft een ingezonden opiniestuk. Voor de publicatie van ingezonden artikelen hanteren wij specifieke voorwaarden. Voor meer informatie of om zelf een ingezonden bericht te sturen, kunt u contact opnemen via [email protected] of direct via WhatsApp.
Let op: Publicatie van opiniestukken houdt niet in dat GFC Nieuws het eens is met de inhoud








