Ex-vicepresident van Suriname Ashwin Adhin vrijgesproken in rechtszaak

ASHWIN ADHIN e1613038985584

Ashwin Adhin, voormalig vicepresident van Suriname, is vandaag vrijgesproken in zijn langlopende rechtszaak.

In een reactie uitte Adhin zijn dankbaarheid aan zijn familie, vrienden, partij en iedereen die hem op welke manier dan ook heeft gesteund.

Adhin toonde zijn erkentelijkheid voor de rechters die recht hebben gesproken en benadrukte dat zijn vertrouwen in het rechtssysteem door deze uitspraak is bevestigd. Hij deed tevens een oproep aan het openbaar ministerie voor een kritische introspectie en om de rechtszekerheid van alle burgers te waarborgen.

Adhin bedankte ook zijn raadslieden, Irvin Kanhai en Chandra Algoe, voor hun bijstand tijdens de zaak. Hij besloot met de woorden: “Er is geen religie hoger dan de waarheid.”

De strafzaak tegen de voormalige vicepresident begon in 2022, ruim twee jaar na het aanvangen van het onderzoek. Gewezen politieke ambtsdragers worden door het hof berecht nadat ze op verzoek van het Openbaar Ministerie door De Nationale Assemblee in staat van beschuldiging zijn gesteld.

Kort na het aantreden van de regering in juli 2020 werd Adhin ervan verdacht, samen met enkele medewerkers, goederen waaronder elektronische apparatuur ter waarde van SRD 1.5 miljoen die aan de Staat toebehoorden, te hebben verduisterd.

Op 16 november 2020 werd hij in voorarrest gesteld, maar een week later op last van het Hof van Justitie in vrijheid gesteld omdat hij nog niet in staat van beschuldiging was gesteld door het OM.

In deze zaak werden drie medewerkers in voorarrest gesteld, waarvan twee door de kantonrechter tot gevangenisstraffen werden veroordeeld. Adhin heeft altijd de beschuldigingen ontkend en beweerde dat de elektronische apparatuur in kwestie al was afgeschreven.

Tijdens het gerechtelijk vooronderzoek werden de voormalige medewerkers van Adhin, Amin D. en Vijendra R., ook gehoord. Vijendra R. was hoofd van de Technische Dienst op het kabinet van de vicepresident en een familielid van de ex-bewindsman.

Zowel Vijendra R. als Amin D., die hoofd was van de ICT-afdeling op het kabinet van de vicepresident, verklaarden tijdens de behandeling van de strafzaak tegen hen dat de goederen waren afgeschreven in opdracht van de toenmalige vicepresident en dat zij daarvoor memo’s hadden opgesteld.

Vijendra R. werd schuldig bevonden aan valsheid in geschrifte en opzetheling, terwijl Amin D. werd veroordeeld wegens valsheid in geschrifte. Beide mannen kregen gevangenisstraffen van acht maanden, met aftrek van de tijd die ze in voorarrest hadden doorgebracht.