Brunswijk wil de stoel, maar is hij de juiste voor de rol?

ronnie brunswijk

Ronnie Brunswijk en de ABOP eisen het voorzitterschap van De Nationale Assemblée (DNA) op.

De reden? De partij zou meer stemmen hebben behaald dan de NPS en Brunswijk zou de derde populairste politicus van het land zijn. Maar wie het parlement voorzit, moet boven de partijen staan – niet zichzelf boven het land plaatsen.

Deze eis is niet nieuw. In 2020, bij de coalitievorming met VHP, NPS en PL, wist Brunswijk zich ook strategisch te positioneren.

Niet alleen eiste hij het vicepresidentschap, maar ook het voorzitterschap van DNA en meerdere sleutelministeries. De macht werd binnengeharkt – en het resultaat? Chaos, nepotisme en bestuurlijke stilstand.

Laten we het geheugen even opfrissen. Brunswijk werd in 2020 verkozen als voorzitter van DNA, maar hield die functie slechts luttele uren vol.

Vervolgens droeg hij ‘de hamer’ over aan partijgenoot Marinus Bee, zodat hij zelf het vicepresidentschap kon binnenslepen. Een symbolische schijnvertoning, een politieke poppenkast. Een man met een beladen en dubieus verleden werd daarmee de op een na hoogste bestuurder van het land.

En waarom? Omdat Santokhi koste wat het kost president wilde worden – ongeacht de prijs. In plaats van een sterk, moreel leiderschap te tonen, gaf hij toe aan Brunswijks eisen. En waar bracht dat het volk? Niet naar welvaart of herstel, maar naar wanbeleid, corruptie, vriendjespolitiek en diepe teleurstelling.

De afgelopen vijf jaar werden gekenmerkt door een gebrek aan visie, samenwerking en stabiliteit. Ministeries werden politieke speeltuinen, en de burger bleef met lege handen achter. ABOP had alle ruimte om zich te bewijzen, maar wat resteert is een lange lijst van mislukkingen, politieke conflicten en gemiste kansen.

Nu, in 2025, staan we opnieuw op een kruispunt. De politiek heeft opnieuw de kans om richting te geven, niet op basis van ego’s of stemmenaantallen, maar op basis van betrouwbaarheid, integriteit en geschiktheid. En dat betekent: geen posten verdelen als cadeautjes, maar verantwoordelijkheid toevertrouwen aan degenen die het kunnen dragen.

Brunswijk heeft zijn kans gehad. En laten we eerlijk zijn: hij heeft het verprutst. Dat is niet harteloos of ‘persoonlijk’ – dat is een feitelijk oordeel op basis van zijn politieke nalatenschap.

De toekomst van Suriname vereist een andere koers. En dat begint met leiders die niet eisen, maar dienen. Die niet jagen op macht, maar op vooruitgang.

K. Felanti