Ik merk het steeds vaker wanneer ik een groep jongeren hoor praten. Het Nederlands glipt weg zodra de zinnen langer worden en de onzekerheid toeslaat.
Jongeren in Suriname schakelen moeiteloos terug naar wat voor hen natuurlijk voelt, naar de taal die hen thuis vormt en zonder nadenken over hun lippen rolt. Het is een verschuiving die stil begon, maar nu niet meer te missen is in klaslokalen door het hele land.
De vrijheid van spreken zonder angst
Wat mij vooral opvalt, is hoe hoorbaar de opluchting is wanneer leerlingen overschakelen op hun moedertaal. Een grap klinkt voller, een verhaal krijgt kleur, een emotie landt precies waar die moet.
In het Nederlands blijft het zoeken naar ritme, alsof elke zin via een filter moet.
Die drempel duwt jongeren als vanzelf terug naar het Sranantongo, Javaans, Marrontaal of Hindoestaans wanneer ze iets levendig willen vertellen. En eerlijk gezegd begrijp ik het maar al te goed. Taal is geen jas die je zomaar verwisselt; het is een huid.
Pogingen om de kloof te dichten
Onder leraren zie ik oprechte inspanningen om het gat te verkleinen. Kleine oefengroepen, rustige ruimtes, extra momenten waarop leerlingen hun onzekerheden durven tonen.
Het helpt, zeggen ze, maar slechts tot op een bepaald punt. Zelfs als grammatica en uitspraak verbeteren, blijft in gewone gesprekken de moedertaal de veilige haven waarin jongeren zich volledig durven uiten.
Taal als identiteit en bescherming
Het laat zien hoe taal functioneert in ons land. Het is identiteit, comfort, geschiedenis en soms een stil verzet tegen een norm die nooit helemaal de onze is geworden.
Daarom hoop ik dat scholen blijven inzien dat tweetaligheid geen tekort is, maar een rijkdom waarin jongeren kunnen groeien zonder hun stem kwijt te raken.
Ida Thornhill
Docente / Auteur / Columniste







