Bestuurskundige Eugène van der San laat zich niet onbetuigd in het debat rond de uitleg van de Grondwet.
In een reactie geeft hij zijn visie op de juridische en democratische betekenis van de bepalingen die de Kiesregeling en het staatsrecht raken. Met scherpe argumenten verdedigt hij zijn lezing en wijst hij kritiek resoluut van de hand.
Reactie op: Van der San leest de Grondwet verkeerd!
In het kader van vrije meningsuiting is een ieder vrij zijn/haar mening te ventileren echter wanneer het technische onderwerpen betreft wens ik niet dat mijn naam zondermeer wordt genoemd.
Van der San weet de Grondwet in causaal verband te lezen. Een ongrondwettelijke handeling is een handeling in strijd met bepalingen in de Grondwet.
Wanneer er specifiek naar een artikel wordt verwezen dan moet op grond van het onderwerp wel naar het onderling verband worden gezocht. Vandaar dat het onderhavige onderwerp “Verkiezingen van leden van de Nationale Assemblee” te maken heeft met alle relevante artikelen daaromtrent.
Het begint bij artikel 137 lid 2 van de Kiesregeling wanneer een gekozene zijn verkiezing niet heeft aanvaard of de in artikel 136 lid 1 genoemde termijn heeft laten verstrijken.
Die termijn is bepaald op 14 dagen. Voorts bepaald artikel 60 van de Grondwet dat alles wat verder het kiesrecht betreft etc. bij wet worden geregeld.
Reeds in de Kiesregeling geeft de wetgever de lijn aan die moet worden gevolgd met name na de uitslag van de verkiezing heeft de gekozene maximaal 14 dagen de tijd om te aanvaarden. Gebeurd dat niet dan komt de volgende niet gekozen kandidaat van de lijst daarvoor in de plaats.
Vanuit deze benadering bepaalt artikel 61 van de Grondwet dat de Nationale Assemblee uit 51 leden bestaat. In onderling verband met artikel 66 kan niet gesteld worden dat het een orderegeling betreft dat niet op alle leden van toepassing is.
Als dit een verkeerde lezing inhoudt dan hebben alle 51 leden dezelfde mogelijkheid om zich, buiten deze bepalingen om, aan te melden, wanneer zij zin hebben.
Wanneer wij vaststellen wat de schrijver zegt over artikel 61 (regelt hoe D.N.A. leden worden gekozen) en 66 (bevat voorwaarden en onverenigbaarheden) maar zeg nog iets belangrijks waaruit kan blijken hoe de bepalingen worden begrepen door hem.
De man zegt “Geen van beide bevat een bepaling dat een te late beëdiging het mandaat ongeldig maakt. De Grondwet kent hier eenvoudigweg geen sanctie”. Het staatsrecht is geen strafrecht waar in de bepaling bij overtreding de strafmaat uitdrukkelijk benoemd wordt.
Bij de toepassing van de bepalingen binnen het staatsbestel moet het bevoegd gezag ervoor zorgdragen dat de uitvoering correct plaatsvindt zonder tussenkomst van de onafhankelijke rechter.
Tenslotte: artikel 184 gaat namelijk over het moment waarop de nieuw gekozen Nationale Assemblee als geheel haar werkzaamheden moet aanvangen. Welnu bij de aanvang van een nieuw zittingsjaar dient D.N.A. uit 51 leden te bestaan en wel dejure, want defacto kan overmacht een rol spelen.
Ook voor de Quorum bepaling is het aantal grondwettelijke leden relevant.
Kan de heer Johan Blomhof één artikel in de Grondwet voor mij noemen waaruit blijkt dat Santokhi’s zetel onaantastbaar is?
Bij staatsrecht moet je ook een beetje democratisch- en rechtsstatelijk gevoel hebben om het soms te kunnen begrijpen.
Staatsrecht is Administratiefrecht geen Strafrecht. Ik hoop niet dat ik mijn tijd onnodig verspild heb.
Eugène van der San.