Gisteren overleed een zeventiger tijdens vlucht KL713 van Amsterdam naar Paramaribo.
Bij aankomst op Zanderij stelde de arts officieel het overlijden vast.
Het tragische incident roept vragen op: wat gebeurt er precies als iemand tijdens een trans-Atlantische vlucht ernstig ziek wordt?
GFC Nieuws onderzocht hoe luchtvaartmaatschappijen, waaronder KLM, handelen bij medische noodsituaties boven de oceaan.
De gezagvoerder beslist uiteindelijk of er wordt uitgeweken, maar die doet dat niet alleen.
De cabine bemanning verleent eerste hulp, vraagt via de intercom of er een arts aanwezig is en schakelt medische grondondersteuning in via teleconsultdiensten zoals MedLink.
Op basis van die informatie beoordeelt de cockpit samen met artsen op afstand of een voorzorgslanding noodzakelijk is.
Een uitwijking komt meestal alleen aan de orde bij levensbedreigende situaties zoals een vermoedelijke hartaanval, beroerte, ernstige ademnood of bewusteloosheid die niet herstelt.
Volgens internationale onderzoeken gebeurt dit in ongeveer zeven procent van alle medische incidenten aan boord. In de meeste gevallen kan de patiënt worden gestabiliseerd tot aankomst.
Europese maatschappijen zijn verplicht goed uitgeruste medische kits en automatische externe defibrillatoren (AED’s) aan boord te hebben.
Het cabinepersoneel is getraind in reanimatie en eerste hulp.
Wanneer iemand ondanks alle inspanningen overlijdt, beschrijven IATA-richtlijnen dat het lichaam waardig wordt afgeschermd en het toestel doorgaans doorvliegt naar de geplande bestemming, tenzij er operationele of medische redenen zijn om eerder te landen.
Op trans-Atlantische routes zoals tussen Schiphol en Zanderij houdt de cockpit al vroeg rekening met mogelijke noodluchthavens zoals de Azoren of Shannon in Ierland.
Elk besluit tot uitwijken is een complexe afweging tussen medische noodzaak, afstand, brandstof en veiligheid.




