Suriname mist de mensen om een productieland te worden

fabriek werken

Om de zoveel tijd zegt iemand het weer: Suriname moet een productieland worden, we moeten exporteren om rijk te worden.

Klinkt logisch. Maar wie kijkt naar de realiteit, ziet al snel dat het een droom blijft. Want we hebben simpelweg de mensen er niet voor.

Op Curaçao begrepen ze het al eerder: geen illusies over grote fabrieken of exportketens. Ze kozen voor toerisme en richten zich daarop met discipline.

Suriname blijft ondertussen hangen in discussies over landbouwparken en exportzones, terwijl niemand zich afvraagt wie het werk gaat doen.

In Suriname ontbreekt het aan arbeidsethos. Punctualiteit is optioneel, discipline een uitzondering. Fysiek werk? Liever niet.

Routinewerk? Al gauw saai. Het gevolg is dat veel mensen informele handel of zelfstandig werk verkiezen, met weinig structuur en verplichtingen.

Daarnaast zijn er te weinig vakmensen. Jongeren kiezen eerder voor theoretische opleidingen dan voor technische beroepen. En zelfs als ze technisch geschoold zijn, trekken ze liever weg of zoeken iets minder zwaar.

De overheid is de grootste werkgever en dat is een probleem. Mensen blijven liever hangen in een zekere overheidsbaan dan risico nemen in de private sector.

De infrastructuur helpt ook niet mee. Havens zijn niet de snelste, wegen kunnen beter en opslagcapaciteit is beperkt. Daardoor lopen logistieke processen vaak vertraging op en worden de kosten hoger dan nodig.

Ook overheidsbeleid biedt weinig houvast. Elke regering heeft z’n eigen koers, waardoor het lastig is om lange termijn plannen vol te houden. Voor ondernemers en investeerders betekent dat onzekerheid, wat terughoudendheid in de hand werkt.

Dus ja, productie en export klinken mooi. Maar zolang de mentaliteit, scholing en infrastructuur niet drastisch veranderen, blijft het bij een mooi plan voor op papier.

Export vergt meer dan plannen. Het vraagt mensen die het kunnen en willen doen. En die zijn er op dit moment te weinig.

Foto ter illustratie.