Regering Santokhi kiest voor voortzetting nonchalante houding bij ons grensconflict, waar blijft de daadkracht?

chan en irfan ali suriname en guyana

OPINIE – Dat het hebben van een karakter van moed, durf en bravoure nog steeds ver te zoeken is wanneer het gaat om het leveren van strijd voor de verdediging van ons grondgebied, is helaas weer overduidelijk bewezen door een recente verklaring van onze Staatshoofd, Chandrikapersad Santokhi.

De president gaf in een vraaggesprek over het Tigri-dispuut te kennen ook te kiezen voor het heilloze pad dat reeds bijkans 52 jaar werd bewandeld door zijn voorgangers, namelijk eindeloos en zinloos door blijven vergaderen, nu in een zogenaamde “Platform voor Dialoog”.

Zelf ex-president Desi Bouterse, die zich immer een grote nationalist pretendeert, zei in zijn regeringsverklaring op 28 september 2015 dat hij de onrechtmatige bezetting sinds 1969 van het Tigrigebied (door Guyana) op de agenda van de bilaterale besprekingen zou plaatsen. De Guyanese president David Granger reageerde meteen: “de claim van Suriname is vals.”

Guyana’s reactie is begrijpelijk. Als zowel de Venezolanen als de Surinamers hun zin zouden krijgen, zou er nauwelijks iets overblijven van het land. Ook dit grensconflict is al anderhalve eeuw oud, en beide conflicten zijn voortgekomen uit aanwijzingen over met opzet gemaakte fouten tijdens de expedities van de Duitse ontdekkingsreiziger Robert Schomburgk (1804-1865).

Hoewel het Verdrag van Washington in 1899 aan alle internationale regels voldeed, protesteerde Venezuela meteen nadat aannemelijke onrechtmatigheden aan het licht kwamen. Er waren geen Venezolanen aanwezig bij het tribunaal en de Russische voorzitter zou partijdig zijn geweest. Hij was kort daarvoor in Engeland geweest voor overleg, en de tsaar was bovendien familie van koningin Victoria.

Er zijn ook berichten dat de Britten hem dronken hadden gevoerd om hem te laten tekenen. Sindsdien zijn er verschillende incidenten en pogingen tot verzoening geweest, maar tot op de dag van vandaag is het probleem niet opgelost.

Ten onrechte wordt in de partijdige media het accent gelegd op de ontdekking van grote olievoorraden als oorzaak van de gewijzigde harde aanpak van Venezuela van het grensconflict met Guyana. Dit is onterecht, omdat het conflict al veel langer bestaat.

Sinds de onafhankelijkheid van Guyana in 1966 is er al sprake van een grensconflict met Venezuela. In 1966 werd Guyana partij bij de Overeenkomst van Genève, die voorzag in de oprichting van een Gemengde Commissie om de grens te bespreken. Deze commissie slaagde er echter niet in om een oplossing te vinden.

In 1982 nam de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Javier Pérez de Cuéllar, de kwestie ter hand. Ook hij slaagde er niet in om een oplossing te vinden. Zijn opvolger, António Guterres, heeft het conflict tot op heden ook niet kunnen oplossen.

De ontdekking van olievoorraden in de regio heeft het conflict wel verder aangewakkerd. Zowel Venezuela als Guyana claimt het gebied waar de olievoorraden zijn gevonden. Dit heeft de spanningen tussen de twee landen verhoogd.

In 1971 kwamen Guyana en Suriname in Trinidad overeen om hun grenskwestie te bespreken onder de voorwaarde dat het gebied gedemilitariseerd zou worden. Alleen Suriname heeft zich aan deze afspraak gehouden. Dit is een belangrijke ontwikkeling, omdat het aangeeft dat Suriname bereid is om de kwestie vreedzaam op te lossen.

Onze opeenvolgende regeringen hebben deze kwestie echter op een uiterst nonchalante wijze behandeld. Terwijl Guyana verstrekkende beheersdaden in het Tigri-gebied uitvoert, zoals het toekennen van houtkapconcessies en mijnbouwrechten, houd ook deze regering vast aan de valse illusie van een vreedzame oplossing.

De regering dient thans af te stappen van dezelfde aanpak als haar voorgangers. De zinloze grenscommissievergaderingen hebben in het verleden niet tot een oplossing geleid en werken in ons nadeel. Daarom moeten er onmiddellijk stappen worden ondernomen richting het Internationaal Gerechtshof. Met de huidige ontwikkelingen aan de Venezuelaanse grens is dit meer dan ooit noodzakelijk.

Een machtswisseling bij de komende verkiezingen is dan ook wenselijk in het belang van Suriname en het behoud van ons grondgebied.

Onvoorstelbaar is vooral de verklaring van de president dat ons land het Caricom-standpunt heeft ondersteund voor erkenning van het soeverein recht en de territoriale integriteit van Guyana. Dit vanwege het duidelijke ontbreken van het besef dat hetgeen de basis vormt voor het Venezolaanse conflict, nagenoeg dezelfde argumenten betreft als die gelden bij ons grensdispuut met Guyana over het Tigrigebied.

Daarbij wordt vooral voorbijgegaan aan de grootschalige exploitatie van hout en ertsen door de Guyanese agressor in Tigri en de opzettelijke aanmoediging van vestiging van Guyanezen in de betwiste zone.

Het ontbreken van vrijgegeven resultaten van reeds jarenlange overleg zoals door Santokhi wordt beweerd, roept vooral daarom vragen op over de waarde en transparantie van het proces.  Zijn belofte “Wo Seti ing” schijnt in ieder geval niet van toepassing te zijn bij dit, voor Suriname van nationaal belang zijnde kwestie.

Ir. Dharmvir K. Mungra
Voorzitter DNL