President Santokhi: Geen tweede IMF-programma bij verkiezingswinst VHP, we gaan nu op eigen kracht verder

imf

President Chan Santokhi, tevens voorzitter van de Vooruitstrevende Hervormingspartij (VHP), heeft aangegeven dat er géén tweede overeenkomst met het Internationaal Monetair Fonds (IMF) zal worden gesloten als zijn partij opnieuw het mandaat krijgt bij de komende verkiezingen.

Op de vraag of een vervolgprogramma met het IMF te verwachten valt, stelde Santokhi dat dit niet het geval is. “We hebben met het IMF gedaan wat nodig was. Suriname heeft tijdens het programma noodgedwongen een stuk van zijn soevereiniteit ingeleverd.

“Nu is het moment aangebroken om met eigen kracht en deskundigheid de economie verder op te bouwen. Een nieuw IMF-programma is in deze fase niet nodig omdat het economisch herstel al is ingezet,” aldus de president.

De president blikte ook kritisch terug op de afgelopen vijf jaar. Hij erkent dat het tempo van de bezuinigingsmaatregelen én de gebrekkige communicatie met het volk belangrijke lessen zijn geweest.

“De demonstratie van 17 februari was een eyeopener. Het liet ons zien dat we de aansluiting met de samenleving deels kwijt waren,” verklaarde hij.

Volgens Santokhi is de uitgangspositie voor de volgende regeringsperiode aanzienlijk beter. “We hebben nu een helder beeld van de situatie – niet alleen van de macro-economische uitdagingen, maar ook van de persoonlijke zorgen van burgers. Die menselijke kant van het beleid moet meer aandacht krijgen,” gaf hij aan.

VES waarschuwt voor zware jaren

Echter, de Vereniging van Economisten in Suriname (VES) is een andere mening toegedaan. Volgens de VES bevindt het land zich momenteel op een economisch kruispunt, gekenmerkt door een hoge schuldenlast, rentebetalingen die zwaar drukken op de begroting, en een overheid die moeite heeft essentiële diensten te financieren.

De vereniging stelt dat de periode 2025 tot en met 2028 bijzonder zwaar zal zijn voor het land. Door het gebrek aan economische diversificatie zullen er in deze jaren nauwelijks extra inkomsten zijn. De hoop is gevestigd op 2028, wanneer de eerste structurele inkomsten uit de olieproductie worden verwacht.

“De centrale vraag is dan ook: hoe overbruggen wij die periode, zónder de sociale cohesie verder onder druk te zetten en zonder dat de macro-economische stabiliteit opnieuw onderuit gaat?” aldus de VES.