De voorzitter van DNL, Ir. Dharmvir K. Mungra, heeft in een ingezonden opiniestuk aan GFC Nieuws scherpe kritiek geleverd op de recente verhoging van het leenplafond door De Nationale Assemblee.
Volgens hem is het besluit niet alleen misleidend, maar ook een directe bedreiging voor financieel herstel in Suriname.
In zijn betoog noemt hij de nieuwe wet “eufemistisch boerenbedrog” dat de groeiende staatsschuld verder legitimeert. Hieronder het opiniestuk van Mungra.
Verhogen van het leenplafond: misleiding en het uitblijven van financieel herstel
Bij de behandeling van de Wet ter verhoging van het leenplafond was vooral opmerkelijk de misleidende retoriek van de voorzitter van DNA om de verhoging van het leenplafond voor de overheid te bagatelliseren, wat in feite meer neerkwam op eufemistisch boerenbedrog.
Door te suggereren dat de aangenomen Wet op de Staatsschuld primair bedoeld is ter versterking van het financieel toezicht, maskeerde hij feitelijk het hoofddoel: het legaliseren van een hogere schuldgrens terwijl de staatsschuld al buiten proportie is gegroeid.
De bewering dat de wet de regelgeving zou “consolideren en professionaliseren” negeert de fundamentele realiteit dat de nieuwe norm juist méér financiële ruimte creëert voor leningen, zonder dat er een robuust mechanisme bestaat om excessieve schuldopbouw te voorkomen.
Het argument dat elke overschrijding “onder strikte voorwaarden” moet plaatsvinden, is weinig meer dan symboliek; de praktijk leert dat die voorwaarden vaag blijven en onvoldoende afdwingbaar zijn.
Deze retoriek lijkt eerder bedoeld om kritiek te neutraliseren dan om daadwerkelijke controle te realiseren.
Voorts wordt Schuldbeheer door deze wet bestempeld als “duurzaam” en gebaseerd op “transparantie, parlementaire goedkeuring en planmatige sanering.”
Deze frasen zijn holle frasen zolang er geen detecteerbare strategische koerswijzigingen zijn die effectieve sanering of schuldbeheersing bevorderen. De wet legitimeert in werkelijkheid een beleidslijn die vasthoudt aan onbeperkt lenen zonder structurele herziening van inkomsten of uitgaven.
De aanroep van een korte overgangstermijn in artikel 28 en de bewering dat het parlement hiermee “begrotingsdiscipline en tijdige schuldnormalisatie” uitstraalt, schieten tekort zodra de begroting zelf wordt geanalyseerd.
Er ontbreekt elk tastbaar signaal van discipline: er is geen adequaat plan voor schuldafbouw of een realistische verwachting van verhoogde inkomsten. Dit duidt op een oppervlakkige invulling van ‘discipline’, meer gericht op vorm dan op inhoud.
De oppositie heeft nagelaten effectief tegenwicht te bieden, waardoor het parlementaire akkoord deze problematische wet zonder serieuze correcties heeft laten passeren.
Dit betekent dat de samenleving zonder duidelijke strategische alternatieven achterblijft, in afwachting van de onvermijdelijke Macro-economische gevolgen zoals hyperinflatie, koersvolatiliteit en verzwakking van de munt.
Zonder een duurzaam economisch groeimodel is deze leencultuur slechts een recept voor verdere financiële escalatie.
Kortom, deze wet markeert geen hervorming, maar manifesteert vooral de verstarring in een oud-denken dat blijft vasthouden aan lenen als enige beleidsinstrument.
Het uitblijven van fundamentele aanpassingen aan de inkomstenstructuur en uitgavencontrole, gecombineerd met het blind vertrouwen op hypothesen als toekomstige “oliedollars,” dwingt het land steeds dieper in een onhoudbare financiële afhankelijkheid.
Dit vereist scherpe parlementaire kritiek en een herbezinning op economisch beleid, wil verdere escalatie worden voorkomen.