Binnen Surinaamse gezinnen speelt de vraag in hoeverre jongeren nog hun moedertaal spreken.
In stedelijke gebieden valt op dat talen als Sranan Tongo, Sarnami, Javaans en Aucaans soms worden vervangen door Nederlands.
Tegelijkertijd zijn er ook gezinnen waar kinderen deze talen juist bewust meekrijgen. Het resultaat is een wisselend beeld, waardoor niet duidelijk is of er sprake is van een algemene afname of toename.
Op scholen merken leraren dat sommige leerlingen moeite hebben om zich uit te drukken in de taal van hun grootouders, terwijl andere kinderen diezelfde talen juist vloeiend gebruiken.
De verschillen tussen gezinnen zijn groot en hangen vaak samen met de keuzes die ouders maken.
Sommigen vinden het belangrijk dat hun kinderen thuis Nederlands spreken, omdat dat later voordelen zou geven in het onderwijs. Anderen hechten juist waarde aan het doorgeven van traditie en identiteit.
Onderzoek van GFC Nieuws wijst uit dat meertaligheid in de jonge jaren juist een voordeel kan zijn. Het leren van verschillende talen stimuleert niet alleen taalgevoel, maar versterkt ook het begrip van cultuur en geschiedenis.
Toch dreigt bij een verschuiving richting enkel Nederlands een verlies van belangrijke verhalen en gebruiken die verbonden zijn aan de moedertaal.
In verschillende districten ontstaan initiatieven om de talen levend te houden, zoals lessen op zaterdagen en culturele bijeenkomsten.
Het succes daarvan hangt echter sterk af van de betrokkenheid thuis. Want of jongeren hun moedertaal nu wel of niet blijven spreken, de eerste stap wordt altijd gezet in het gezin.