Een Surinaamse kennis van mij vertelde laatst dat hij zich pas na bijna een jaar echt geaccepteerd voelde op zijn werk in de regio Den Haag.
We spraken erover tijdens zijn vakantie in Suriname. Hij werkt op kantoor met voornamelijk autochtone Nederlanders, begon enthousiast en maakte netjes kennis met iedereen. Toch bleef het maandenlang stil van de andere kant.
Hij vertelde dat collega’s wel onderling spraken over vakanties, weekendplannen of leuke uitstapjes, maar dat hij zelden werd betrokken bij die gesprekken. Ze groetten hem wel, maar het bleef oppervlakkig.
Niemand vroeg bijvoorbeeld of hij ook vakantieplannen had. Pas na een jaar, toen hij zich volgens hemzelf genoeg had ‘bewezen’, kwam er langzaam verandering in. Hij voelde zich toen pas écht opgenomen in het team.
Ik herken zijn ervaring. Toen ik zelf in Nederland werkte, viel me ook op dat het even duurt voordat mensen je echt toelaten. Zeker in formele omgevingen moet je eerst laten zien wat je waard bent, voordat je serieus genomen wordt.
Het lijkt alsof er een onzichtbare groepscode is: dezelfde manier van praten, dezelfde humor, en een gedeelde achtergrond die vaak vanzelfsprekend is voor wie daar geboren is.
Maar ik zie ook de andere kant. Nederlandse collega’s zijn soms juist voorzichtig, uit beleefdheid of angst om de ander niet te willen beledigen.
Ze willen je niet overvragen of opdringerig zijn. En aan Surinaamse kant is er soms ook terughoudendheid: je wil niet opdringen, en je voelt je soms een buitenstaander.
Toch geloof ik dat het ijs sneller breekt als beide kanten wat actiever contact zoeken.
Een simpel praatje kan het verschil maken. Vertrouwen groeit niet vanzelf. Iemand moet het eerste zetje geven.
Foto ter illustratie.
Voor contact: patricia@gfcnieuws.com of direct via WhatsApp.