Tijd voor duidelijkheid: artikel 74 en het Surinaams staatsbestel kunnen niet langer dubbelzinnig blijven

suriname paramaribo DNA assemblee

Suriname herdenkt dit jaar vijftig jaar staatkundige onafhankelijkheid, een mijlpaal die uitnodigt tot reflectie, niet alleen historisch, maar ook institutioneel.

Onze Grondwet is het fundament van de democratische rechtsstaat, maar het cement begint barsten te vertonen.

Vooral artikel 74, dat het parlement de bevoegdheid geeft om de president of vicepresident te ontheffen, roept structurele vragen op over de aard van ons staatsbestel.

Zijn wij een parlementaire democratie? Een presidentieel systeem? Of een hybride model dat elk van beide ondergraaft?

Zonder constitutionele helderheid blijven politieke conflicten een juridisch waas in plaats van een democratische uitweg.

En die situatie is niet uniek: ook in Latijns-Amerikaanse landen heeft onduidelijke machtsdeling geleid tot institutionele instabiliteit.

Een juridische fictie: de motie van wantrouwen in Suriname

Artikel 74 lid a Grondwet geeft De Nationale Assemblée de mogelijkheid om met 26 stemmen de president of vicepresident uit functie te ontheffen.

Sommige politieke actoren interpreteren dit alsof het gaat om een klassieke ‘motie van wantrouwen’, zoals men die kent in parlementaire systemen. Maar dat is een juridische fictie.

De Surinaamse president is een rechtstreeks gekozen staatshoofd, via een tweederdemeerderheid in DNA (artikel 91) of via de Verenigde Volksvergadering.

Hij is niet politiek ondergeschikt aan het parlement zoals in Nederland of Groot-Brittannië.

De afzettingsmogelijkheid is bij ons geen vertrouwensmechanisme, maar een uitzondering een machtsremedie van constitutionele aard.

Die uitzondering moet terughoudend, transparant en consequent worden toegepast.

Wanneer deze wordt gebruikt als politiek drukmiddel, ontstaat een vorm van constitutionele chantage die het staatsrecht ondermijnt.

De grondwettelijke patstelling tussen artikel 74 en 83

De spanning wordt nog groter wanneer we artikel 74 in samenhang lezen met artikel 83 lid 3.

Waar voor afzetting een gewone meerderheid van 26 leden volstaat, vereist het kiezen van een nieuwe president een tweederdemeerderheid: 34 stemmen.

Het gevolg? Het parlement kan wél een president wegsturen, maar niet zonder meer een nieuwe aanstellen. Dat is geen evenwicht, maar een grondwettelijke patstelling.

Vergelijking met Peru (2019–2023): Ook daar kon het Congres de president afzetten via een ‘moral incapacity’-clausule met gewone meerderheid, maar het ontbreken van een degelijk opvolgingsmechanisme leidde tot een constitutionele crisis.

Bolivia (2003): De afzetting van president Sánchez de Lozada gebeurde zonder juridisch kader voor opvolging; de vicepresident trad aan zonder verkiezingsmandaat, met langdurige onrust tot gevolg.

Suriname kan deze fouten vermijden maar alleen als we de juridische inconsistenties in onze Grondwet onder ogen durven zien.

De kracht van artikel 94: juridische helderheid bestaat wél

In tegenstelling tot de vaagheid rond artikel 74, biedt artikel 94 van de Grondwet wél glasheldere rechtszekerheid.

Daarin staat dat het lidmaatschap van De Nationale Assemblée onverenigbaar is met het ambt van president of vicepresident.

Wie dus zijn geloofsbrieven aanvaardt als parlementariër, verliest automatisch zijn uitvoerende functie.

Deze incompatibiliteit treedt van rechtswege in. Daar is geen extra stemming, motie of ontslagbrief voor nodig.

Dat artikel 91 (vrijwillig aftreden) in dat geval niet meer van toepassing is, vloeit voort uit het principe van lex specialis: de bijzondere regel (in dit geval art. 94) gaat vóór de algemene (art. 91).

Wie dat negeert, pleegt juridische verwarring en riskeert institutionele chaos.

De les van 1999: politieke wil boven juridische consistentie

In 1999 stond Suriname voor een cruciale machtswisseling. De kandidaten Jharap en Telting konden rekenen op brede maatschappelijke steun, maar niet op de vereiste tweederdemeerderheid in het parlement.

De reden? Politieke partijen waren niet bereid macht over te dragen aan een technocratisch bewind. De Grondwet bood een uitweg, maar de politiek blokkeerde de werking ervan.

Deze historische les toont aan dat een Grondwet slechts functioneert wanneer de politieke klasse bereid is om haar spelregels loyaal en eerlijk toe te passen.

Geen constitutionele improvisatie meer

Suriname heeft te lang geopereerd in een grijs gebied tussen parlementair en presidentieel bestuur.

Het gevolg: interpretatiestrijd over de betekenis van artikel 74, onzekerheid bij opvolging van de president, en juridische ruimte voor politieke willekeur.

Daarom is het nu tijd voor een constitutionele herijking. We moeten: Kiezen welk systeemtype wij als natie willen volgen (presidentieel, parlementair of semi);

De inconsistenties tussen afzetting en benoeming opheffen;
De noodzakelijke organieke wetten invoeren die het systeem structureel ondersteunen.

In Latijns-Amerika heeft men ervaren waar grondwettelijke dubbelzinnigheid toe leidt. Laten wij, vijftig jaar na onze onafhankelijkheid, kiezen voor helderheid en institutionele volwassenheid.

De burger heeft recht op een Grondwet die niet naar willekeur wordt geïnterpreteerd, maar naar recht en rede wordt toegepast.

Dat is de opdracht aan elke staatsmacht die het volk zegt te vertegenwoordigen!

Chanderdath Nagessar L.L.B